Thema 6 les 7 Taal: bedrijvende en lijdende zin

Thema 6 les 7
De bedrijvende en lijdende zin
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Thema 6 les 7
De bedrijvende en lijdende zin

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Lesdoel en lesverloop

Slide 3 - Diapositive

Twee soorten zinnen
Bedrijvende zin


Lijdende zin
Onderwerp is actief en voert de handeling van het gezegde uit.
Het onderwerp in deze zin is NIET actief.

Slide 4 - Diapositive

Twee soorten zinnen
Bedrijvende zin
"Ibrahim kopt de bal."

Lijdende zin
"De bal wordt gekopt door Ibrahim."
Onderwerp is actief en voert de handeling van het gezegde uit.
Het onderwerp in deze zin is NIET actief.

Slide 5 - Diapositive

Twee soorten zinnen
Bedrijvende zin
"Karin koopt de appel."

Lijdende zin
"De appel wordt gekocht door Karin."
Onderwerp is actief en voert de handeling van het gezegde uit.
Het onderwerp in deze zin is NIET actief.

Slide 6 - Diapositive

"Karel drinkt een flesje water."
A
Bedrijvende zin
B
Lijdende zin

Slide 7 - Quiz

"Een flesje water wordt gedronken door Karel."
A
Bedrijvende zin
B
Lijdende zin

Slide 8 - Quiz

Valt je iets op aan onderstaande zinnen?
"Karel drinkt een flesje water."
"Een flesje water wordt gedronken door Karel."

Slide 9 - Question ouverte

Bedrijvende zin naar lijdende zin
1. Maak van persoonsvorm een voltooid deelwoord en gebruik hulpwerkwoord 'worden'. 
2. Lijdend voorwerp van bedrijvende zin wordt het onderwerp in de lijdende zin.
3. Het onderwerp van de bedrijvende zin komt achter 'door' te staan in de lijdende zin.

Slide 10 - Diapositive

Bedrijvende zin naar lijdende zin
"Lisa schrijft een brief".
1. Maak van persoonsvorm een voltooid deelwoord en gebruik hulpwerkwoord 'worden'. 
schrijft - wordt geschreven
2. Lijdend voorwerp van bedrijvende zin wordt het onderwerp in de lijdende zin.
3. Het onderwerp van de bedrijvende zin komt achter 'door' te staan in de lijdende zin.

Slide 11 - Diapositive

Bedrijvende zin naar lijdende zin
"Lisa schrijft een brief".
1. Maak van persoonsvorm een voltooid deelwoord en gebruik hulpwerkwoord 'worden'. 
2. Lijdend voorwerp van bedrijvende zin wordt het onderwerp in de lijdende zin.
een brief
3. Het onderwerp van de bedrijvende zin komt achter 'door' te staan in de lijdende zin.

Slide 12 - Diapositive

Bedrijvende zin naar lijdende zin
"Lisa schrijft een brief".
1. Maak van persoonsvorm een voltooid deelwoord en gebruik hulpwerkwoord 'worden'. 
2. Lijdend voorwerp van bedrijvende zin wordt het onderwerp in de lijdende zin.
3. Het onderwerp van de bedrijvende zin komt achter 'door' te staan in de lijdende zin.
door Lisa

Slide 13 - Diapositive

Bedrijvende zin naar lijdende zin
"Lisa schrijft een brief".
wordt geschreven
een brief
door Lisa

"Een brief wordt geschreven door Lisa."

Slide 14 - Diapositive

Bedrijvende zin naar lijdende zin
1. Zoek de persoonsvorm in de zin.
2. Maak van de persoonsvorm een voltooid deelwoord.
3. Zet het lijdend voorwerp vooraan.
4. Zet er een vorm van 'worden' achter. 
5. Zet voor het onderwerp 'door'. 
6. Maak de lijdende zin. 

Slide 15 - Diapositive

Maak van de bedrijvende zin een lijdende zin:
"De juf geeft de uitleg."

Slide 16 - Question ouverte

Maak van de bedrijvende zin een lijdende zin:
"De leerling stelt een vraag."

Slide 17 - Question ouverte

Quiz om af te sluiten!

Slide 18 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm in de zin?
"Hij knipt in het papier."
A
Hij
B
knipt
C
in
D
het papier

Slide 19 - Quiz

Wat is het onderwerp in de zin?
"Erika geeft de plant water."
A
Erika
B
geeft
C
de plant
D
water

Slide 20 - Quiz

"Erika geeft de plant water."
Bedrijvende of lijdende zin?
A
Bedrijvende zin
B
Lijdende zin

Slide 21 - Quiz

Patrick eet een stuk taart.
Onderwerp
Persoonsvorm
Lijdend voorwerp

Slide 22 - Question de remorquage

"Een stuk taart wordt gegeten door Patrick."
Bedrijvende of lijdende zin?
A
Bedrijvende zin
B
Lijdende zin

Slide 23 - Quiz

"Een bal wordt gegooid door de student."
Bedrijvende of lijdende zin?
A
Bedrijvende zin
B
Lijdende zin

Slide 24 - Quiz

"De student gooit een bal."
Bedrijvende of lijdende zin?
A
Bedrijvende zin
B
Lijdende zin

Slide 25 - Quiz

De band zingt het mooie liedje.
Het programma wordt gekeken door Tim.
Bedrijvende zin
Lijdende zin

Slide 26 - Question de remorquage

De vogel wordt vastgehouden door opa.
Jantje laat de hond uit.
Bedrijvende zin
Lijdende zin

Slide 27 - Question de remorquage

Maak van de bedrijvende zin een lijdende zin:
"Nellie en Norah passen de schoenen."

Slide 28 - Question ouverte

Maak van de bedrijvende zin een lijdende zin:
"Jonas print een fotoboek."

Slide 29 - Question ouverte

Maak nu de oefebladen van les 7, ga naar de volgende slide en klik erop. 


Tip: De oefenbladen krijg je ook in je Google Classroom bij deze leslink! Als je wil kopiëren!

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Lien

Einde van de quiz

Slide 32 - Diapositive

Wat vond je van je eigen werkhouding tijdens deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Sondage