F onderwerp en gezegde

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* terugblik vorige les
* theorie par. F
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* het onderwerp en gezegde in een zin herkennen en benoemen.

timer
10:00
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* terugblik vorige les
* theorie par. F
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* het onderwerp en gezegde in een zin herkennen en benoemen.

timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Wat valt op?
oma lachen

opa lief

Slide 2 - Diapositive

Doen of zijn

De hond blaft.
Blaffen, dat doe je.

Mijn zusje is moe.
Moe, dat ben je.


Slide 3 - Diapositive

Gezegde

Wat iemand doet - werkwoordelijk gezegde
  


Anouk juicht. Juichen, dat doet ze.
Mijn vader gaapt. Gapen, dat doet hij.

Slide 4 - Diapositive

Gezegde

Wat iemand is - naamwoordelijk gezegde

De basketballer is lang. Lang, dat is hij.
Dat is een uitdaging. Een uitdaging, dat is het.


Slide 5 - Diapositive

Stappenplan

Bepaal het kernwoord van het gezegde.
Vul het kernwoord aan: … dat doe / ben je.
-> aangevuld met doen = werkwoordelijk gezegde
-> aangevuld met zijn = naamwoordelijk gezegde


Slide 6 - Diapositive

Voorbeeld en redenering

De buren klagen over het lawaai.
klagen = kernwoord
Klagen, dat doe je.


Slide 7 - Diapositive

Kortom

► Elke zin bevat een doen- of zijn-betekenis
► Gezegde
      • Werkwoordelijk (doen)
      • Naamwoordelijk (zijn)


Slide 8 - Diapositive

Opdracht
In een twee- of drietal maak je opdracht 1 en 2. We bespreken jullie antwoorden klassikaal.
timer
5:00

Slide 9 - Diapositive

Opdracht
  • Lees de theorie op blz. 150 - 151 in je handboek.
  • Maak opdracht 3 t/m 6. Je mag zachtjes overleggen. Aan het einde van de les heb je deze opdrachten af!

Slide 10 - Diapositive

Schrijf op in je schrift
Ik kan het gezegde in een zin herkennen.
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel

Slide 11 - Diapositive

Hoe vind je dat je gewerkt hebt?
Teken een emoji in je schrift.

Slide 12 - Diapositive