Herhaalles taal groep 4/5
1 / 15
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Welke zelfstandige naamwoorden zie je om je heen?
Slide 2 - Carte mentale
Wat is het zelfstandig naamwoord in de volgende zin?
De jongens lopen weg.
De jongens lopen weg.
A
De
B
Weg
C
Lopen
D
jongens
Slide 3 - Quiz
Wat is het zelfstandig naamwoord in de volgende zin?
Mijn hond blaft boos.
Mijn hond blaft boos.
A
Mijn
B
boos
C
hond
D
blaft
Slide 4 - Quiz
Wat is het zelfstandig naamwoord in de volgende zin?
Het huis is groen
Het huis is groen
A
Huis
B
Is
C
Het
D
Groen
Slide 5 - Quiz
Wat zijn de zelfstandig naamwoorden in de volgende zin?
De planten hebben water nodig.
De planten hebben water nodig.
A
Planten + hebben
B
Planten + water
C
Hebben + nodig
D
De + water
Slide 6 - Quiz
Wat zijn de zelfstandig naamwoorden in de volgende zin?
Eline voetbalt met de klas.
Eline voetbalt met de klas.
A
Eline + klas
B
Voetbalt + met
C
Eline + voetbalt
D
Met + de
Slide 7 - Quiz
Wat is het verkleinwoord van 'lamp'?
Slide 8 - Question ouverte
Wat is het verkleinwoord van 'kind'?
Slide 9 - Question ouverte
Wat is het verkleinwoord van 'big'?
Slide 10 - Question ouverte
Wie kan de goede combinaties maken?
Eieren
Pennen
Daken
Stiften
Schriften
Ei
Pen
Dak
Stift
Schrift
Slide 11 - Question de remorquage
Slide 12 - Diapositive
Noem zoveel mogelijk enkelvouden!
Slide 13 - Carte mentale
Noem zoveel mogelijk meervouden!
Slide 14 - Carte mentale
Wat zijn lidwoorden?
