Thema 2, H2 Spelling en grammatica

1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 3

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Schrijf de stam op.
Lezen

Slide 5 - Question ouverte

Schrijf de stam op.
Plakken

Slide 6 - Question ouverte

Schrijf de stam op.
Dansen

Slide 7 - Question ouverte

Schrijf de ik-vorm op.
Fietsen

Slide 8 - Question ouverte

Schrijf de ik-vorm op.
Eten

Slide 9 - Question ouverte

Schrijf de stam op.
Blijven

Slide 10 - Question ouverte

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Is dit een sterk of zwak werkwoord in de verleden tijd?

DANSEN
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 16 - Quiz

Is dit een sterk of zwak werkwoord in de verleden tijd?

DRINKEN
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 17 - Quiz

Is dit een sterk of zwak werkwoord in de verleden tijd?

RIJDEN
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 18 - Quiz

Is dit een sterk of zwak werkwoord in de verleden tijd?

REIZEN

A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 19 - Quiz

Is dit een sterk of zwak werkwoord in de verleden tijd?

KIJKEN
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Schrijf het volgende werkwoord in het verleden tijd op. Let op je spelling.

HEBBEN

Slide 23 - Question ouverte

Schrijf de volgende werkwoord in het verleden tijd op. Let op je spelling.

SCHRIJVEN

Slide 24 - Question ouverte

Schrijf de volgende werkwoord in het verleden tijd op. Let op je spelling.

PRATEN

Slide 25 - Question ouverte

Schrijf de volgende werkwoord in het verleden tijd op. Let op je spelling.

VOUWEN

Slide 26 - Question ouverte

Schrijf de volgende werkwoord in het verleden tijd op. Let op je spelling.

FIETSEN

Slide 27 - Question ouverte

Einde van de les. 
Hierna volgen extra oefenvragen.

Slide 28 - Diapositive

Schrijf de ik-vorm op.
Halen

Slide 29 - Question ouverte

Is dit een sterk of zwak werkwoord in de verleden tijd?

WETEN
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 30 - Quiz

Schrijf de volgende werkwoord in het verleden tijd op. Let op je spelling.

HALEN

Slide 31 - Question ouverte

Is dit een sterk of zwak werkwoord in de verleden tijd?

Doen
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 32 - Quiz

Schrijf de volgende werkwoord in het verleden tijd op. Let op je spelling.

LACHEN

Slide 33 - Question ouverte

Schrijf de stam op.
Kunnen

Slide 34 - Question ouverte

Schrijf de volgende werkwoord in het verleden tijd op. Let op je spelling.

TREKKEN

Slide 35 - Question ouverte

Is dit een sterk of zwak werkwoord in de verleden tijd?

Zien
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 36 - Quiz

Schrijf de volgende werkwoord in het verleden tijd op. Let op je spelling.

KOKEN

Slide 37 - Question ouverte

Schrijf de volgende werkwoord in het verleden tijd op. Let op je spelling.

EMAILEN

Slide 38 - Question ouverte

Schrijf de volgende werkwoord in het verleden tijd op. Let op je spelling.

DOUCHEN

Slide 39 - Question ouverte

Is dit een sterk of zwak werkwoord in de verleden tijd?

HOREN
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 40 - Quiz

Slide 41 - Diapositive