signaalwoorden compleet

signaalwoorden compleet
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

signaalwoorden compleet

Slide 1 - Diapositive

tegenstelling
  • zin 1 - ik heb niet geleerd
  • zin 2 - ik heb een hoog cijfer


zin 2 is een tegenstelling van zin 1

Ik heb niet geleerd toch heb ik een hoog cijfer

Slide 2 - Diapositive

tegenstelling
  • Deze woorden staan ook vaak aan het begin

ondanks dat ik niet geleerd heb, heb ik een hoog cijfer

hoewel ik niet geleerd heb, heb ik een hoog cijfer

Slide 3 - Diapositive

.......... you, nobody writes me
A
besides
B
as a result
C
that's why
D
so

Slide 4 - Quiz

She objected at first,..... finally submitted.
A
also
B
provided
C
but
D
besides

Slide 5 - Quiz

He appeared relaxed, .......... the danger.
A
despite
B
consequently
C
after all
D
hence

Slide 6 - Quiz

.......... she was far away, she could see that he was watching her.
A
therefore
B
although
C
for
D
since

Slide 7 - Quiz

You want to stay with him, .......... what he did?
A
moreover
B
although
C
therefore
D
in spite of

Slide 8 - Quiz

signaalwoorden die uitbreiding aangeven.

Hierna komt er nog iets. Er komt bijvoorbeeld een extra verklaring of reden.

Slide 9 - Diapositive

zin 1 - ik heb geen zin in mijn huiswerk
zin 2- ik heb geen tijd voor mijn huiswerk

Ik heb geen zin in mijn huiswerk bovendien heb ik er ook geen tijd voor

Slide 10 - Diapositive

The boy laughed cheerfully ........ jumped out.
A
and
B
besides
C
in spite of
D
despite

Slide 11 - Quiz

he was late. ........, he didn't do his work
A
besides
B
although
C
thus
D
even though

Slide 12 - Quiz

He was cold and tired, and, ............., he was hungry
A
however
B
otherwise
C
furthermore
D
whereas

Slide 13 - Quiz

............... to the animals we have purchased, there is native wildlife.
A
because
B
besides
C
hence
D
in addition

Slide 14 - Quiz

Texting while driving is dangerous; , it’s ................ illegal in some states.
A
although
B
moreover
C
however
D
otherwise

Slide 15 - Quiz

Deze woorden gebruik je bij een verandering in tijd, als je iets wilt vergelijken of als je wilt aangeven dat er een voorwaarde is.

Slide 16 - Diapositive

"He will not return ........ we get back," he said quickly.
A
thus
B
before
C
hence
D
because

Slide 17 - Quiz

I expect you to repay me ...... it's sold.
A
moreover
B
in addition
C
hence
D
once

Slide 18 - Quiz

We went to bed and slept .........morning.
A
otherwise
B
until
C
whereas
D
despite

Slide 19 - Quiz

"I'm sorry I didn't get up .........," Carmen said.
A
earlier
B
since
C
thus
D
hence

Slide 20 - Quiz

A few minutes ........ he walked down the hallway.
A
therefore
B
moreover
C
meanwhile
D
later

Slide 21 - Quiz