M4 SE1 oefentest writing + linking words

1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Welke aanhef is correct?
A
Dear people of the national Trust
B
Sear/madam
C
Dear Sir/Madam
D
Dear Mr./Mrs

Slide 2 - Quiz

Waar is de leeftijd juist geschreven?
A
I am a sixteen year old girl
B
I am a sixteen-year-old girl
C
I am a sixteen years old girl
D
I am a sixteen-years-old girl

Slide 3 - Quiz

waar is de leeftijd juist geschreven?
A
I am a boy and I am sixteen years old
B
I am a boy and I am sixteen year old
C
I am a boy and I am sixteen-years-old
D
I am a boy and I am sixteen-year-old

Slide 4 - Quiz

Welke groet is juist?
A
see you soon
B
best regrets
C
best regards
D
Cinserely yours

Slide 5 - Quiz

Hoe zeg je dat je altijd al naar Engeland wilde gaan?
A
I would always go to England
B
I always wanted to go to England
C
I wished always to go to England
D
I have always wanted to go to England

Slide 6 - Quiz

Hoe zeg je dat je nog nooit naar een thee museum bent geweest?
A
I never been to a tea museum
B
I have never been to a tea museum
C
I never was to a tea museum
D
I never did was to a tea museum

Slide 7 - Quiz

Uit welke alinea komt de volgende zin?

"Thank you for taking the time to read my letter I would like to hear from you soon."
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quiz

Uit welke alinea komt de volgende zin?
"Do you organise city breaks to Prague or Riga? Please can you confirm the cost (including hotel accommodation) and dates of the next break?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van de volgende zin?

a parking place / near the shops / they / find / rarely
A
They rarely find a parking place near the shops
B
They find rarely a parking place near the shops
C
They rarely find near the shops a parking place
D
They find rarely near the shops a parking place

Slide 10 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van de volgende zin?

have / lunch / fish / seldom / for / we
A
seldom we have fish for lunch
B
we have fish for lunch seldom
C
we seldom have fish for lunch
D
We have seldom fish for lunch

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van de volgende zin?

o'clock / always / up / I / at / am/ seven
A
I always am up at seven o'clock
B
Always I am up at seven o'clock
C
I am always up at seven o'clock
D
I am up at seven o'clock always

Slide 12 - Quiz

tegenstelling
  • Als je deze woorden gebruikt is wat in de ene zin staat het tegenovergestelde van wat in de andere zin staat

Slide 13 - Diapositive

tegenstelling
  • zin 1 - ik heb niet geleerd
  • zin 2 - ik heb een hoog cijfer


zin 2 is een tegenstelling van zin 1

Ik heb niet geleerd toch heb ik een hoog cijfer

Slide 14 - Diapositive

tegenstelling
  • Deze woorden staan ook vaak aan het begin

ondanks dat ik niet geleerd heb, heb ik een hoog cijfer

hoewel ik niet geleerd heb, heb ik een hoog cijfer

Slide 15 - Diapositive

.......... you, nobody writes me
A
besides
B
as a result
C
that's why
D
so

Slide 16 - Quiz

.......... she was far away, she could see that he was watching her.
A
therefore
B
although
C
for
D
since

Slide 17 - Quiz

It was raining, but ......... we had to go out
A
even so
B
whereas
C
however
D
moreover

Slide 18 - Quiz

signaalwoorden die uitbreiding aangeven.

Hierna komt er nog iets. Er komt bijvoorbeeld een extra verklaring of reden.

Slide 19 - Diapositive

zin 1 - ik heb geen zin in mijn huiswerk
zin 2- ik heb geen tijd voor mijn huiswerk

Ik heb geen zin in mijn huiswerk bovendien heb ik er ook geen tijd voor

Slide 20 - Diapositive

The boy laughed cheerfully ........ jumped out.
A
and
B
besides
C
in spite of
D
despite

Slide 21 - Quiz

he was late. ........, he didn't do his work
A
besides
B
although
C
thus
D
even though

Slide 22 - Quiz

A sailor's life is ......... a hard life.
A
thus
B
hence
C
indeed
D
since

Slide 23 - Quiz

He was ....... dressed for the exclusive party.
A
thus
B
hence
C
since
D
also

Slide 24 - Quiz

reden/oorzaak
  • Als je deze woorden gebruikt is wat in de ene zin staat de oorzaak of reden dat gebeurt wat in de andere zin staat

Slide 25 - Diapositive

reden/oorzaak
  • Deze woorden staan ook vaak aan het begin van de zin


Omdat ik gespijbeld heb, heb ik straf

Aangezien ik gespijbeld heb, heb ik straf

Slide 26 - Diapositive

reden/oorzaak
  • zin 1 - ik heb gespijbeld
  • zin 2 - ik heb straf

Zin 2 is het gevolg van zin 1

Ik heb gespijbeld daarom heb ik straf

Slide 27 - Diapositive

...... you were not there, I left a message
A
thus
B
as
C
hence
D
therefore

Slide 28 - Quiz

we listened carefully, ...... he brought news of the accident
A
besides
B
despite
C
hence
D
for

Slide 29 - Quiz

......... I’m here early, I can help you make dinner.
A
since
B
as well as
C
consequently
D
instead

Slide 30 - Quiz

Deze woorden gebruik je bij een verandering in tijd, als je iets wilt vergelijken of als je wilt aangeven dat er een voorwaarde is.

Slide 31 - Diapositive

I expect you to repay me ...... it's sold.
A
moreover
B
in addition
C
hence
D
once

Slide 32 - Quiz

........ he knew what a chicken she was.
A
moreover
B
Now
C
whereas
D
thus

Slide 33 - Quiz

When they go to Austria, they like walking ............ skiing.
A
as well as
B
in addition
C
as long
D
because of

Slide 34 - Quiz

 gevolg of conclusie
  • Wat in het ene stuk zin staat is het gevolg van wat in het andere stuk zin staat

Slide 35 - Diapositive

gevolg of conclusie
  • zin 1 - Ik heb heel hard geleerd
  • zin 2 - ik ben geslaagd

zin 2 is het gevolg van zin 1

Ik heb heel hard geleerd met als gevolg dat ik geslaagd ben

Slide 36 - Diapositive

she was late.......... the heavy snow
A
besides
B
as a result of
C
nonetheless
D
however

Slide 37 - Quiz

he got a promotion ........ he works hard
A
after all
B
until
C
likewise
D
futhermore

Slide 38 - Quiz

The store was out of chocolate chips; ........, they would need to make a different type of cookies.
A
equally
B
moreover
C
admittedly
D
therefore

Slide 39 - Quiz