theorie leesvaardigheid leerjaar 1

Hoofdstuk 2


 leesvaardigheid
paragraaf 2.3
lezen
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 2


 leesvaardigheid
paragraaf 2.3
lezen

Slide 1 - Diapositive

Wat doen we deze les?
  • Opnieuw bekijken van de  theorie van LEZEN

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
  • Je kent de theorie van leesvaardigheid

  • Je kunt de theorie toepassen in teksten met vragen.

Slide 3 - Diapositive


onderwerp:


oriënterend lezen
je bekijkt:


Datgene waar de tekst over gaat in één of een paar woorden.
Nooit een zin!


de titel, de tussenkopjes, illustraties, anders gedrukte woorden en je leest de eerste alinea

Slide 4 - Diapositive


Indeling tekst:

deelonderwerpen
in het middenstuk:

onderwerp van een tekst: film

Inleiding, middenstuk en slot

de verschillende aspecten (kanten, delen) van het onderwerp.

deelonderwerpen:
actiefilms, griezelfilms, sciencefiction film

Slide 5 - Diapositive


globaal lezen:



tussenkopjes:




Je leest de eerste en laatste zin van elke alinea.
Je kunt dan de deelonderwerpen bepalen van de alinea's. 

Soms bestaat een deelonderwerp uit één alinea. Soms gaan meer alinea's over hetzelfde deelonderwerp. Vaak zet de schrijver dan een tussenkopje boven die alinea's.

Slide 6 - Diapositive


zoekend lezen:

Waar let je op:

 





Als je alleen iets wilt opzoeken in de tekst, kun je ook zoekend lezen. 

  • tussenkopjes 
  • anders gedrukte woorden (vet, cursief, onderstreept)
  • opvallende tekens (bolletjes, nummers, sterretjes). 

Slide 7 - Diapositive


Inleiding:



 




In de inleiding wordt duidelijk gemaakt waar de tekst over gaat. Vaak gebeurt dat met 

  • een voorbeeld, een (grappig) verhaaltje (anekdote) of 
  • een bijzondere situatie.       
  • Daarmee wordt de lezer nieuwsgierig naar de rest van de tekst.


Slide 8 - Diapositive

Slot:

Wat vind je daar?

 




  • een conclusie of 
  • een korte samenvatting. 
  • Er wordt ook wel naar de toekomst gekeken of
  • er wordt aangesloten bij de inleiding, zodat het verhaal mooi ‘rond’ is.  

Bij nieuwsberichten ontbreekt vaak het slot. In deze berichten staat het belangrijkste altijd in het begin van de tekst. 

Slide 9 - Diapositive


Hoofdgedachte
 




  • Hoofdgedachte: is één volledige zin, die samenvat wat in de tekst over het
    onderwerp gezegd wordt.  

  • Je vindt de hoofdgedachte vaak in de inleiding of het slot. 

  • Soms moet je die zelf formuleren.

 

Slide 10 - Diapositive


Precies lezen:
 





  • Om de hoofdgedachte van de tekst te bepalen, moet je de tekst precies lezen. 

  • Je leest de tekst van het begin tot het eind heel nauwkeurig.
 

Slide 11 - Diapositive

Oriënterend lezen
Globaal
lezen
Zoekend 
lezen
Precies
lezen
Je leest de eerste en laatste zinnen van elke alinea.
Je kunt de hoofdgedachte bepalen.
Je leest de eerste 
alinea.
Je let op opvallende tekens en tussenkopjes
Je kunt het onderwerp bepalen.
Je wilt de vertrektijd van de trein weten 
Je leest de tekst heel aandachtig van het begin tot het eind.
Je kunt de deelonderwerpen bepalen.

Slide 12 - Question de remorquage

Tegenstellend verband


Er wordt iets gezegd en daarna wordt het tegenovergestelde beweerd.   

 




Signaalwoorden
maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds … anderzijds, daar staat tegenover

Evert is een ontzettend avontuurlijke vent. Zijn vriend daarentegen is een enorme huismus die er geen behoefte aan heeft bijzondere dingen te beleven.

Slide 13 - Diapositive

Tijdsvolgorde verband


Geeft aan in welke volgorde gebeurtenissen plaatsvinden

 




Signaalwoorden
eerst, intussen, terwijl, toen, vervolgens, daarna, voordat, nadat, zodra, ten slotte

Nog voordat Jaap was uitgesproken, gooide Sophie hem een glas water in het gezicht. Meteen daarna is ze vertrokken

Slide 14 - Diapositive

Opsommend verband

Na een uitspraak of bewering worden verschillende dingen achter elkaar opgenoemd.    


 




Signaalwoorden
ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, niet alleen … maar ook, ten eerste … ten tweede

Mijn vrije tijd gebruik ik voor leuke dingen. In de eerste plaats sport ik graag. Verder houd ik van televisiekijken. Ook vind ik het heerlijk om een spannend boek te lezen.

Slide 15 - Diapositive

Tegenstellend 
verband
tijdsvolgorde
verband
Opsommend  
verband
Daarentegen
zodra
eerst
Ten slotte
Echter
Bovendien

Slide 16 - Question de remorquage

Wat vind je nog lastig?

Slide 17 - Question ouverte

Huiswerk:

Maken opdracht 1 t/m 12 voor woensdag 26 januari

Slide 18 - Diapositive