Link 14.2
Lesplan
1. KNM: thema Wonen.
2. Link 14.2.
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK
Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 165 minÉléments de cette leçon
Lesplan
1. KNM: thema Wonen.
2. Link 14.2.
Slide 1 - Diapositive
Na deze les...
... kun je praten over samenwonen, trouwen en scheiden.
Slide 2 - Diapositive
We gaan in het boek werken:
14.2
Slide 3 - Diapositive
Op welke manieren kunnen mensen een partner ontmoeten?
Familie Werk Vrienden
Studie Sportvereniging
Internet Hobby cursus Sportschool
Slide 4 - Diapositive
Nu (tegenwoordige tijd)
Mensen trouwen meestal voor hun 25ste.De vrouw woont in Amsterdam.
We koken elke dag.
De man werkt in een winkel.
Vroeger (verleden tijd)
Mensen trouwden meestal voor hun 25ste.'De vrouw woonde in Amsterdam.
We kookten elke dag.
De man werkte in een winkel.
Slide 5 - Diapositive
Verleden tijd
S o F T K e T C H u P + X
WERKEN SPELEN
ik - vorm + te(n) Nee? ik vorm + de(n)
- Ik, jij, u, hij, zij werkte speelde
- Wij, jullie, zij werkten speelden
ik werk
ik speel
Slide 6 - Diapositive
wordwall.net
Slide 7 - Lien
wordwall.net
Slide 8 - Lien
wordwall.net
Slide 9 - Lien
Huiswerk
Huiswerk voor woensdag:
Online 14.3 (opdrachten 1-6)
Grammatica: 2.19 en 2.20
Slide 10 - Diapositive
wordwall.net
Slide 11 - Lien
Werkwoorden met zijn
- komen - is gekomen; - gebeuren - is gebeurd;
- beginnen - is begonnen; - verhuizen - is verhuisd;
- bevallen - is bevallen; - vallen - is gevallen;
- blijven - is gebleven; - vertrekken - is vertrokken;
- gaan - is gegaan; - worden - is geworden;
- opstaan - is opgestaan; - slagen - is geslaagd;
- overlijden - is overleden; - zijn - is geweest;
- zakken - is gezakt; - groeien - is gegroeid.
Slide 12 - Diapositive
Maak zinnen met deze werkwoorden
Gebruik voltooide tijd.
- komen - is gekomen; - gebeuren - is gebeurd;
- beginnen - is begonnen; - verhuizen - is verhuisd;
- bevallen - is bevallen; - vallen - is gevallen;
- blijven - is gebleven; - vertrekken - is vertrokken;
- gaan - is gegaan; - worden - is geworden;
- opstaan - is opgestaan; - slagen - is geslaagd;
- overlijden - is overleden; - zijn - is geweest;
- zakken - is gezakt; - groeien - is gegroeid.
Slide 13 - Diapositive
Maak zinnen met deze werkwoorden
Slide 14 - Diapositive
1. Ik ben gisteren naar het feest gekomen.
2. Hij is goed begonnen met zijn project.
3. De baby is vandaag bevallen.
4. Mijn grootvader is vorig jaar overleden.
5. Ik ben altijd bij mijn vrienden gebleven.
6. De vrucht is van de boom gevallen.
7. Wij zijn naar de winkel gegaan.
8. Ik ben vanochtend vroeg opgestaan.
9. Wij zijn vroeg vertrokken naar het strand.
10. Mijn tante is kort geleden overleden.
11. Hij is de nieuwe manager geworden.
12. Wij zijn blij omdat wij zijn geslaagd voor het examen.
13. Hij heeft de toets niet gehaald en is gezakt.
14. Er is een ongeluk gebeurd op de snelweg.
15. De kinderen zijn snel gegroeid dit jaar.
16. Hij is in 2021 naar Nederland verhuisd.
Ik hoop dat dit helpt!
Slide 15 - Diapositive
Goed gedaan!
