Instaptoets H2 Endogene en exogene processen V5, H5

Instaptoets endogene en exogene processen
1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Instaptoets endogene en exogene processen

Slide 1 - Diapositive

Wat is de juiste omschrijving van breedteligging?
A
Grote gebieden die qua klimaat hetzelfde zijn
B
Hoek die de zonnestralen maken met het aardoppervlak
C
De ligging van een plaats ten opzichte van de evenaar in graden
D
Zone op aarde die ingedeeld is in temperatuur

Slide 2 - Quiz

Plaatsen op hoge breedte liggen dichtbij de evenaar.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Lage breedte ligt op....
A
0 graden t/m 23.5 graden
B
23.5 graden t/m 66.5 graden
C
66.5 graden t/m 90 graden
D
rond de Noordpool

Slide 4 - Quiz

Welke zonnestraal valt er in op hoge breedte?
B
A
A
A
B
B

Slide 5 - Quiz

Bij de evenaar is de invalshoek van de zon
A
Klein
B
Groot

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Diapositive

De zon verwarmt de aarde, de aarde verwarmt de atmosfeer.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Zonder dampkring is op aarde geen leven mogelijk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Wat is aanlandige wind?
A
Wind die van het land naar de zee waait
B
Wind die van de zee naar het land waait
C
Wind die uit de bergen komt.
D
Wind die verder de zee in waait.

Slide 10 - Quiz

Zeewind (aanlandige wind) brengt verkoeling in de zomer en verwarming in de winter.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

1. Water warmt minder snel op dan land.
2. Water houdt warmte langer vast dan land.
A
1 en 2 zijn waar
B
1 is waar, 2 is niet waar
C
1 is niet waar, 2 is waar
D
1 en 2 zijn niet waar

Slide 13 - Quiz

Welke windrichting wordt hier weergegeven?
A
Noordoostenwind
B
Noordwestenwind
C
Zuidwestenwind
D
Zuidoostenwind

Slide 14 - Quiz

Oostenwind is in Nederland hetzelfde als zeewind en aanlandige wind.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Wat is de meest voorkomende windrichting in Nederland?
A
Noordwestenwind
B
Zuidwestenwind
C
Noordoostenwind
D
Zuidoostenwind

Slide 16 - Quiz

Warme lucht kan meer vocht vasthouden dan koude lucht.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Warme lucht is zwaarder dan koude lucht.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Het klimaat is ..........................
A
Het gemiddelde weer in een bepaald gebied, gemeten over een periode van 30 jaar.
B
De temperatuur, de neerslag en de wind op een bepaalde plaats, op een bepaald moment.

Slide 19 - Quiz

Welk klimaat hebben we in Nederland?
A
Continentaal klimaat
B
Landklimaat
C
Zeeklimaat
D
Gematigd Zeeklimaat

Slide 20 - Quiz


Wat is platentektoniek?
A
Het gat in de aardkorst waardoor lava naar buiten komt.
B
De trilling die ontstaat door het verschuiven van de aardkorstplaten.
C
Het bewegen van de aardplaten.
D
De schil van harde steen rond de aarde waarop land en zee liggen.

Slide 21 - Quiz

Wat is geen gevolg van platentektoniek?
A
Tsunami
B
Aardbeving
C
Orkaan
D
Vulkaanuitbarsting

Slide 22 - Quiz


Wat is de motor voor de platentektoniek?
A
Convectiestromen
B
De aardkern
C
De mantel
D
Lava

Slide 23 - Quiz

Welke omschrijving hoort bij het begrip erosie?
A
Het geleidelijk uiteenvallen van gesteente o.i.v. allerlei externe factoren.
B
Trilling van de aardkorst a.g.v. interne verschuivingen.
C
Beweging van stukken grond o.i.v. de zwaartekracht.
D
De uitschurende werking van stromend water, wind of ijs.

Slide 24 - Quiz

Verwering is...
A
Het vervoeren van stenen en zand door een rivier
B
Het verbrokkelen van gesteente onder invloed van het weer en de werking van planten.
C
De druk van rotsen op een helling.
D
Het transport van grote keien in een gletsjer.

Slide 25 - Quiz

Verwering of erosie?
A
Verwering
B
Erosie

Slide 26 - Quiz

Per 1000 meter stijging wordt het … kouder.
A
4 graden
B
5 graden
C
6 graden
D
7 graden

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Wat is de loefzijde van de berg?
A
B
A
A
B
B

Slide 30 - Quiz

Bij gebergten komt vooral stijgingsregen voor.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Diapositive

Stijgingsregen

Slide 33 - Diapositive

Een hogedrukgebied is....
A
Gebied met een teveel aan lucht waar lucht wegstroomt over het aardoppervlak en wordt aangevuld met dalende lucht van boven: blauwe luchten en zon.
B
Gebied met een tekort aan lucht waar lucht toestroomt over het aardoppervlak en gaat stijgen: wolken en neerslag.

Slide 34 - Quiz


1: Stijgende lucht -> veel neerslag.
2: Dalende lucht -> mooi weer (droog).
A
1= juist 2= onjuist
B
1= onjuist 2= juist
C
Beide onjuist
D
Beide juist

Slide 35 - Quiz

Bij de evenaar vinden we vaak een ...1... en bij de noord/zuidpool vinden we vaak een ...2...
A
1= hogedrukgebied 2= lagedrukgebied
B
1= lagedrukgebied 2= hogedrukgebied

Slide 36 - Quiz

Processen die "van binnenuit" op de aardekorst inwerken zijn
A
exogene processen
B
endogene processen

Slide 37 - Quiz

Wat zijn voorbeelden van endogene processen?
A
Sedimentatie
B
Vulkanisme
C
Aardbevingen
D
Erosie

Slide 38 - Quiz

Welke type vulkanen ken je?

Slide 39 - Question ouverte

Een explosieve eruptie komt uitsluitend voor bij ...
A
Divergente plaatgrens
B
Transforme plaatgrens
C
Convergente plaatgrens

Slide 40 - Quiz

Wat is juist over een eruptie van een stratovulkaan?
A
De lava is taai en gasrijk
B
De lava is dun.

Slide 41 - Quiz

Wat is subductie?
A
Het duiken van een continentale plaat onder een oceanische plaat
B
Het duiken van een oceanische plaat onder een continentale plaat
C
Twee oceanische platen botsen
D
Twee continentale platen botsen

Slide 42 - Quiz


Bij subductie:
A
Ontstaat aardkorst
B
Verdwijnt aardkorst

Slide 43 - Quiz

Een delta ontstaat op een plaats waar een rivier uitmondt in zee.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 44 - Quiz

Delta

Slide 45 - Diapositive

Wat is sedimentatie?
A
Het ophopen van sediment op plaatsen waar de snelheid van water of wind afneemt.
B
Het afslijten van stenen door de stroming van de rivier en de druk van gletsjers. Stenen worden gladder en kleiner.
C
Het ontstaan van gebergten door een divergente plaatbeweging.
D
Het breken van stenen in kleinere stukken steen of het wegsmelten van stukken steen door zuren.

Slide 46 - Quiz

Het lichtste sediment dat neergelegd wordt door rivieren is....
A
brokken steen
B
klei
C
zand
D
grind

Slide 47 - Quiz

Wat is de bovenloop van een rivier?
A
Het hoogste deel van een waterval
B
Het deel het dichtst bij de oeverwallen
C
Het hoogste deel van de rivier
D
Het laagste deel van de rivier

Slide 48 - Quiz

Welke kleur heeft
het stroomgebied
van de Maas?
A
Geel
B
Blauw
C
Groen
D
Paars

Slide 49 - Quiz

Welke rivier is B?
A
De Rijn
B
De Waal
C
De Maas
D
De Schelde

Slide 50 - Quiz

Wat is een epicentrum?
A
De plek onder de aardkorst waar de aardbeving ontstaat
B
De plaats onder een vulkaan waar de uitbarsting plaatsvindt.
C
Punt op het aardoppervlak waar de meeste beweging door een aardbeving plaatsvindt.
D
Schaal waarmee de kracht van de aardbeving wordt aangegeven.

Slide 51 - Quiz