Hospitality - lesweek 3

Hospitality
Lesweek 3
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
RetailMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Hospitality
Lesweek 3

Slide 1 - Diapositive

Module 3
Lesweek 3

Slide 2 - Diapositive

 klantreis





Slide 3 - Diapositive

Hospitality, verkoopt en klantreis





Touchpoints
Ieder moment waarop de klant tijdens zijn reis in contact komt met het een bedrijf of product. Zowel online als offline

Slide 4 - Diapositive

 klantreis





Tijdens iedere fase en op elk moment kan de klant besluiten voor een bepaald bedrijf wel of niet te kiezen. Het is daarom belangrijk dat de klant bij ieder moment een positief gevoel over houd. Het gevoel dat de klant over een bedrijf heeft noem je klantbeleving.
Klantbeleving

Slide 5 - Diapositive

lesweek 3: Verschillende soorten klanten
Lesdoelen:
Je weet het verschil tussen een funshopper en needshopper
Je kan minimaal twee klanttypes beschrijven

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Funshoppers
Funshoppers hebben niet iets speciaals nodig. Funshoppers zie je vaak in kledingzaken. Je herkent een funshopper aan:
  • De klant kijkt vaak rond 
  • De klant is vaak met meerdere mensen 
  • De klant heeft vaak tassen van andere winkels bij zich
  • De klant voert vaak een algemeen praatje in de winkel 

Slide 8 - Diapositive

Wat betekent een funshopper en needshopper?

Slide 9 - Diapositive

Needshoppers
Needshoppers hebben een bepaald product nodig. Je ziet deze klanten vaak in een supermarkt. Je kunt een needshopper herkennen aan:

  • De klant loopt recht op het product af
  • De klant vraagt rechtstreeks naar een bepaald product
  • De klant kijkt alleen maar naar het product dat hij nodig heeft
  • De klant is vaak alleen aan het winkelen

Slide 10 - Diapositive

Funshoppers of needshoppers?

Slide 11 - Diapositive

Funshoppers of needshoppers?

Slide 12 - Diapositive

Soorten klanten

Slide 13 - Diapositive

De trouwe klant
Sommige klanten zijn heel winkeltrouw. Dit betekent dat klanten hun aankopen doen in meestal dezelfde winkel.

Slide 14 - Diapositive

De runshopper
De runshopper is een klant met haast. Deze klant rent bijna door de winkel. Deze klant heeft helemaal geen geen tijd voor een verkoopgesprek, hij wil alleen met het artikel de winkel verlaten.

Slide 15 - Diapositive

De sociale klant
Sommige klanten houden van praten. Het kan gaan over alles. Dat kan gezellig zijn maar als het druk is in de winkel, is zo'n klant storend voor andere klanten. 


Slide 16 - Diapositive

De kritische klanten
Als hij/zij de winkel instapt, weet de kritische klant al precies wat hij/zij wil. De klant heeft een lijstje bij zich dat hij/zij afstreept. De kritische klant weet het zelf vaak beter. Deze klant is kritisch en wil vlot geholpen worden.

Slide 17 - Diapositive

De hybride klant
Een hybride klant kiest voor kwaliteitsproducten, maar let hier wel op de prijs. De hybride klant let bij dagelijkse boodschappen op de prijs-kwaliteitsverhouding, maar voor speciale gelegenheden wil de klant wel iets meer uitgeven.

Slide 18 - Diapositive

Einde les
Wat betekent funshopper en needshopper?
Hoeveel klanttypes hebben we behandeld?
Benoem twee verschillende klanttypes?

Slide 19 - Diapositive

Opdracht 
  • Maak opdracht 6 en 7 (pagina 30 en 31)
  • Lezen pagina 32, 33 en 34
  • Eerder klaar? Log in SPL en maak opdracht Hospitality 1


Slide 20 - Diapositive

Klantgedrag

Slide 21 - Diapositive

Klantgedrag wordt beinvloed door:
- Het soort artikel
- De fase van de customer journey waarin de klant zich bevindt
- Koopkracht
- Impulsaankopen


Slide 22 - Diapositive

Soorten artikelen
- Convenience goods (levensmiddelen)
- Shopping goods (bijv. kleding)
- Specialty goods (unieke producten zoals een auto)

Slide 23 - Diapositive

Koopkracht
Koopkracht geeft aan hoeveel artikelen een klant kan kopen bij een bepaald inkomen.
Als de klant veel geld te besteden heeft, dus een hoge koopkracht heeft, dan zal deze gemakkelijker iets kopen dan een klant met minder koopkracht.

Slide 24 - Diapositive

Fasen in klantgedrag
- Communicatiegedrag = de klant zoekt en verwerkt informatie
- Koopgedrag = het gedrag dat de klant laat zien als hij een             artikel koopt
- Gebruiks- of verbruiksgedrag = hoe gebruikt een klant een bepaald product
- Afdankgedrag = hoelang duurt het voordat de klant het product niet meer gebruikt                                                    (pagina 33)

Slide 25 - Diapositive

Opdracht 
  • Maak opdracht 8 en 9
  • Eerder klaar? Log in SPL en maak opdracht Hospitality 1

Slide 26 - Diapositive

Impulsaankoop
- De klant koopt producten zonder dat erbij na te denken.
- De aankoop geeft een kort gevoel van geluk. 


Slide 27 - Diapositive