Spelling van de klanken

Klanken
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Klanken

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoelen

Je weet dat bij elke letter een klank hoort.

Je weet het verschil tussen klinkers, medeklinkers en tweeklanken.

Je kent de tweeklanken

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Letters en klanken
  • Bij elke letter hoort een klank
  • Een letter heeft niet altijd dezelfde klank.
  • Voorbeeld korte klank: Kat, Lot    ( Je schrijft altijd 1 letter)
  • Voorbeeld lange klank: kater en loten
  • Een lange klank schrijf je met 1 of 2 letters: slaap- slapen, boom, bomen.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Klinkers, medeklinkers en tweeklanken


  1. Er zijn vijf klinkers: a,e,i,o,u ( de y is soms een klinker en soms een medeklinker)
  2. Er zijn veel medeklinkers: b,c,d,f,g,h,j,k,l,m,n,p,q,r,s,t,v,w,x
  3. Er zijn acht tweeklanken: au, ei, eu, ie, ij, oe, ou, ui

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Alfabet: de klinkers zijn rood, de medeklinkers zijn paars.  (y = soms een klinker)


Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

In welk rijtje staan alleen maar medeklinkers?
A
abcdef
B
aeiouy
C
kljpnm
D
ghftre

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Lettergrepen


Woorden bestaan uit een of meer lettergrepen. In een lettergreep staat altijd een klinker of tweeklank.


Woorden met 1 lettergreep

kind, kom


Woorden met 2 lettergrepen:

pot-lood, jon-gen.

zwem-men


Woorden met drie lettergrepen:

Zwem-wed-strijd

stu-de-ren

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bedenk een woord met drie lettergrepen!

Slide 9 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Korte klanken

In sommige woorden hoor je een korte klank: a, e, i, o of u.


Bijvoorbeeld:
mep, map, mop
stem, stam, stom

Slide 10 - Diapositive


Lange klanken
Soms hoor je een lange klank: aa, ee, oo, uu


Bijvoorbeeld:
slaap, mees, boos, vuur

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lange klank
bed
Korte klank
put
stuur
pet
vuur

Slide 12 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn allemaal korte klanken?
A
gat, dun, waar
B
bot, oor, fris
C
met, lap, vol
D
mis, muur, flap

Slide 13 - Quiz

Lange klanken:
A: waar
B: oor
D: muur
Klankgroepen
1 klankgroep: droom > lange klank 

2 klankgroepen: loket (lo-ket) > lange & korte klank

3 klankgroepen: paraplu (pa-ra-plu) > lange klank 3x

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De a in 'hamer' klinkt als
A
een lange klinker
B
een korte klinker

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

sleep het woord naar de juiste kant.
Lange AA-klank, maar hoe schrijf je het?
a
aa
tom...t
vert...ling
gem...kt
l...ding
afh...ken
aren...
v...der
zw...nen
m...tschappij
fat...l

Slide 16 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de 'oe'?
A
Een korte klank
B
Een lange klank
C
Een tweetekenklank
D
Een medeklinker

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Tweeklanken: leren!                                         

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke woorden ken je met de oe van boek?

Slide 20 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

woorden met een ui

Slide 21 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

au of ou?
Je moet je antwoorden n...wkeurig opschrijven.
A
au
B
ou

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

au of ou?
Jij kunt echt goed dingen onth...den.
A
au
B
ou

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Woorden met een ei

Slide 24 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

ei of ij?
Wij str..den om de hoofdprijs.
A
ei
B
ij

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zie jij de fout?

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zo leren ze het op de basisschool:
Woorden langer maken doen we met de tekendief en de dubbelzetter.

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

REGEL TWEEKLANKEN

Hoor je aan het eind van een klankgroep een tweeklank, schrijf het woord zoals je het hoort.

luister - keuken - ruiken - kijken -

reiken - houten - pauken - zieken - koeken

Luister goed,

dan weet je hoe je het schrijven moet.

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

i of ie?
We kregen hulp van de pol...tie.
A
i
B
ie

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

i of ie?
In de vakant... ga ik altijd kamperen.
A
i
B
ie

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Dictee: typ wat je hoort - deel 1

Slide 34 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Dictee deel 1
Kijk jij eens in de keuken.
Ik ruik iets raars.
Staat het gas uit?


Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Dictee deel 2: schrijf op wat je hoort.

Slide 36 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Dictee deel 2
Brandt er iets aan?
O gelukkig, er is niets aan de hand.
Je maakt groentesoep.

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Dictee deel 3

Slide 38 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Dictee deel 3
Ik ruik de kruiden.
Zit er al zout en peper in de soep?
Doe je er ook tomaten bij? Lekker!

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe gaat het met het schrijven van de klanken?
😒🙁😐🙂😃

Slide 40 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions