Klas 3 oefenen repetitie hoofdstuk 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Deze les en volgende les

• Leerdoelen doornemen
• Oefenen met quizvragen
• Uitleg 'Informatie in een woordenboek' (2.8)
• Woordenboekquiz Kahoot (2.8)
• Quizlet (2.7)
• Lezen uit leesboek (?)
• Morgen: repetitie hoofdstuk 2!

2.2 Grammatica

• Ik kan een zin redekundig ontleden aan de hand van de zeven stappen.

'Gisteren heeft mama de kleintjes een extra snoepje gegeven.'

Wat is de persoonsvorm?

'Gisteren heeft mama de kleintjes een extra snoepje gegeven.'

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

'Gisteren heeft mama de kleintjes een extra snoepje gegeven.'

Wat is het onderwerp?

'Gisteren heeft mama de kleintjes een extra snoepje gegeven.'

Wat is het lijdend voorwerp?

'Gisteren heeft mama de kleintjes een extra snoepje gegeven.'

Wat is het meewerkend voorwerp?

'Gisteren heeft mama de kleintjes een extra snoepje gegeven.'

Wat is/zijn de bijwoordelijke bepaling(en)?

2.2 Grammatica

• Ik kan een zin taalkundig ontleden door onder elk woord de juiste woordsoort te schrijven (LW, ZN, BN, WW, VZ, PSV, BZV en TW).

'Hij vertelt zijn verhaal voor de zoveelste keer aan Marieke.'

Welke woordsoort is 'Hij'?

1. ZN
2. PSV
3. BZV
4. VZ

'Hij vertelt zijn verhaal voor de zoveelste keer aan Marieke.'

Welke woordsoort is 'vertelt'?

1. ZN
2. BN
3. WW
4. VZ

'Hij vertelt zijn verhaal voor de zoveelste keer aan Marieke.'

Welke woordsoort is 'zijn'?

1. ZN
2. WW
3. PSV
4. BZV

'Hij vertelt zijn verhaal voor de zoveelste keer aan Marieke.'

Welke woordsoort is 'verhaal'?

1. ZN
2. WW
3. PSV
4. BZV

'Hij vertelt zijn verhaal voor de zoveelste keer aan Marieke.'

Welke woordsoort is 'voor'?

1. ZN
2. WW
3. VZ
4. TW

'Hij vertelt zijn verhaal voor de zoveelste keer aan Marieke.'

Welke woordsoort is 'de'?

1. LW
2. ZN
3. VZ
4. TW

'Hij vertelt zijn verhaal voor de zoveelste keer aan Marieke.'

Welke woordsoort is 'zoveelste'?

1. BN
2. ZN
3. VZ
4. TW

'Hij vertelt zijn verhaal voor de zoveelste keer aan Marieke.'

Welke woordsoort is 'keer'?

1. WW
2. ZN
3. VZ
4. TW

'Hij vertelt zijn verhaal voor de zoveelste keer aan Marieke.'

Welke woordsoort is 'aan'?

1. BZV
2. ZN
3. VZ
4. TW

'Hij vertelt zijn verhaal voor de zoveelste keer aan Marieke.'

Welke woordsoort is 'Marieke'?

1. BN
2. ZN
3. PSV
4. BZV

2.3 Spelling

• Ik kan de persoonsvorm tegenwoordige tijd correct spellen.
• Ik kan de persoonsvorm verleden tijd correct spellen.
• Ik kan het voltooid deelwoord correct spellen.
• Ik kan het tegenwoordig deelwoord correct spellen.

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

Jurjen is gisteren (verhuizen) ..... naar Groningen.

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

Waarom (melden)...... hij dat morgen niet bij de politie?

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

Gisteren (lachen) ............. mijn broer en ik nog om dat grapje.

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

Michelle kwam (dansen) ...... de klas binnen.

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

Wat er nu (gebeuren)..... , vind ik niet leuk!

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

Vorige week (beantwoorden) .... jij mijn vraag niet.

2.3 Spelling

• Ik kan de juiste tussenletters (-s / -(e)n) gebruiken in samenstellingen.

Welke samenstelling is juist gespeld?

1. zonscherm
2. zonnescherm
3. zonnenscherm
4. zonnesscherm

Welke samenstelling is juist gespeld?

1. beervel
2. berevel
3. berenvel
4. beersvel

Welke samenstelling is juist gespeld?

1. beersterk
2. beresterk
3. berensterk
4. beerssterk

Welke samenstelling is juist gespeld?

1. beuknootje
2. beukenootje
3. beukennootje
4. beukkenootje

Welke samenstelling is juist gespeld?

1. groentesoep
2. groentensoep
3. groentessoep
4. groentsoep

Welke samenstelling is juist gespeld?

1. rijstpap
2. rijstepap
3. rijstenpap
4. rijsttepap

2.4 Lezen

• Ik kan de vier tekstdoelen herkennen en benoemen.
• Ik kan de vier tekstsoorten herkennen en benoemen.
• Ik kan de verschillende tekstvormen herkennen en benoemen.
• Ik kan uitleggen wat een alinea is en hoe deze is opgebouwd.

Wat is GEEN tekstdoel?

1. verkennen
2. informeren
3. overtuigen
4. amuseren

Wat is een tekstvorm van een betogende tekst?

1. handleiding
2. interviewverslag
3. filmrecensie
4. recept

Hoe noem je de belangrijkste zin van een alinea?

Geef je antwoord in één woord.

2.6 Spreken, kijken, luisteren

• Ik kan uitleggen wat objectieve en subjectieve argumenten zijn.
• Ik kan objectieve en subjectieve argumenten herkennen en benoemen.

Objectief of subjectief argument?

We kunnen wel op de fiets gaan, want het is mooi weer.

1. objectief
2. subjectief

Objectief of subjectief argument?

We kunnen wel op de fiets gaan, want onze auto is kapot.

1. objectief
2. subjectief

2.7 Woorden

• Ik kan de betekenis van de behandelde woorden noemen.
• Ik kan de behandelde woorden op de juiste manier in een zin gebruiken.
• Ik kan de juiste versterking aan een bijvoeglijk naamwoord koppelen.

2.8 Informatie

• Ik kan informatie in een woordenboek opzoeken.

2.8 Informatie

• Ga naar www.kahoot.it