Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Herhalingsles:
Thema 3 bs 4 kruisingen
Slide 1 - Diapositive
Leerdoel
je controleert wat je nog weet van het onderwerp Kruisingen door het maken van een aantal vragen.
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Vidéo
Slide 4 - Diapositive
Wat is het genotype van de moeder?
A
homozygoot
B
heterozygoot
C
blauwe ogen
Slide 5 - Quiz
Wat is het fenotype van de moeder?
A
homozygoot
B
heterozygoot
C
blauwe ogen
Slide 6 - Quiz
Hoeveel procenten van de F2 zijn homozygoot
A
0 %
B
25 %
C
50 %
D
75 %
Slide 7 - Quiz
Hoeveel procenten van de F2 zijn homozygoot dominant
A
0 %
B
25 %
C
50 %
D
75 %
Slide 8 - Quiz
Hoeveel procenten van de F2 zijn heterozygoot
A
0 %
B
25 %
C
50 %
D
75 %
Slide 9 - Quiz
Hoeveel procenten van de F2 hebben korte poten (dominant)
A
0 %
B
25 %
C
50 %
D
75 %
Slide 10 - Quiz
Hoeveel procenten van de F2 hebben lange poten (recessief)
A
0 %
B
25 %
C
50 %
D
75 %
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Diapositive
Wat is het genotype van de dochter?
A
homozygoot
B
heterozygoot
C
blauwe ogen
D
bruine ogen
Slide 13 - Quiz
Wat is het fenotype van de dochter?
A
homozygoot
B
heterozygoot
C
blauwe ogen
D
bruine ogen
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Diapositive
De eerst kruising geven we de letter:
A
P
B
F1
C
F2
D
o
Slide 16 - Quiz
De kinderen geven we de letter:
A
P
B
F1
C
F2
D
o
Slide 17 - Quiz
Als we de kinderen onderling laten voortplanten (bij planten) dan noemen we die kinderen de:
A
P
B
F1
C
F2
D
o
Slide 18 - Quiz
Wat is het genotype van de stier?
A
homozygoot
B
heterozygoot
C
zwarte vacht
D
rode vacht
Slide 19 - Quiz
Wat is het fenotype van de stier?
A
homozygoot
B
heterozygoot
C
zwarte vacht
D
rode vacht
Slide 20 - Quiz
Welk gen zit over de vachtkleur kan in een zaadcel van deze stier zitten?
A
Alleen maar kans op B (zwarte vacht)
B
alleen maar kans op b (rode vacht)
C
50 % kans op B (zwarte vacht) en 50 % kans op b (rode vacht)
D
zowel B en b zitten in de zaadcel
Slide 21 - Quiz
Bij wespen is het gen voor korte poten (R) dominant over het gen met lange poten (r). Een vrouwtje met korte poten wordt gekruist met een mannetje met lange poten.
Hoe wordt deze kruising genoemd?
A
O
B
F1
C
F2
D
P
Slide 22 - Quiz
Bij wespen is het gen voor korte poten (R) dominant over het gen met lange poten (r). Een vrouwtje met korte poten wordt gekruist met een mannetje met lange poten. Ze zijn beide homozygoot. Welke kruising is juist?
A
RR x Rr
B
rr x Rr
C
Rr x Rr
D
RR x rr
Slide 23 - Quiz
Het vrouwtje is homozygoot dominant (RR) welke eigenschappen kunnen er in het eicel zitten?
A
100 % kans op R
B
100 % kans op r
C
Er zitten RR in de eicel
D
Er zitten Rr in de eicel
Slide 24 - Quiz
Het mannetje is homozygoot recessief (rr) welke eigenschappen kunnen er in de zaadcel zitten?
A
100 % kans op R
B
100 % kans op r
C
Er zitten RR in de eicel
D
Er zitten Rr in de eicel
Slide 25 - Quiz
Slide 26 - Diapositive
Bij wespen is het gen voor korte poten (R) dominant over het gen met lange poten (r). Een vrouwtje met korte poten wordt gekruist met een mannetje met lange poten.
wat weet je van het genotype van het mannetje (lange poten)
A
Homozygoot omdat lange poten dominant is
B
Homozygoot omdat lange poten recessief is
C
Heterozygoot
D
kun je niet weten
Slide 27 - Quiz
Bij wespen is het gen voor korte poten (R) dominant over het gen met lange poten (r). Een vrouwtje met korte poten wordt gekruist met een mannetje met lange poten.
wat weet je van het genotype van het vrouwtje (korte poten)
A
Homozygoot omdat korte poten dominant is
B
Homozygoot omdat korte poten recessief is
C
Heterozygoot
D
kun je niet weten
Slide 28 - Quiz
Bij wespen is het gen voor korte poten (R) dominant over het gen met lange poten (r). Een vrouwtje met korte poten wordt gekruist met een mannetje met lange poten.
Het vrouwtje (korte poten) is homozygoot welk genotype heeft zij dan?
A
RR
B
Rr
C
rr
Slide 29 - Quiz
Bij wespen is het gen voor korte poten (R) dominant over het gen met lange poten (r). Een vrouwtje met korte poten wordt gekruist met een mannetje met lange poten.
Beide wespen zijn dus homozygoot, welk kruising is nu juist?
A
RR x rr
B
Rr x Rr
C
rr x Rr
Slide 30 - Quiz
Bij wespen is het gen voor korte poten (R) dominant over het gen met lange poten (r). Een vrouwtje met korte poten wordt gekruist met een mannetje met lange poten.
Het vrouwtje heeft als genotype RR , welk gen (genen) kunnen er in de eicel zitten?
A
alleen R
B
alleen r
C
R en r kunnen er beide in zitten
D
kun je niet weten
Slide 31 - Quiz
Bij wespen is het gen voor korte poten (R) dominant over het gen met lange poten (r). Een vrouwtje met korte poten wordt gekruist met een mannetje met lange poten.
De P kruizing is RR x rr Wat is het genotype van de F1
A
alle nakomelingen hebben RR
B
alle nakomelingen hebben rr
C
alle nakomelingen hebben Rr
D
kun je niet weten
Slide 32 - Quiz
Bij wespen is het gen voor korte poten (R) dominant over het gen met lange poten (r). Een vrouwtje met korte poten wordt gekruist met een mannetje met lange poten.
De P kruizing is RR x rr Wat is het genotype van de F1 is Rr, wat is het fenotype
A
alle nakomelingen hebben lange poten
B
alle nakomelingen hebben korte poten
C
De nakomelingen hebben zowel korte al lange poten
Slide 33 - Quiz
korte poten (R), lange poten (r) F1 is Rr. Deze worden onderling weer gekruist. Welke kruising is juist opgeschreven?
A
rr x RR
B
Rr x rr
C
Rr x RR
D
Rr x Rr
Slide 34 - Quiz
korte poten (R), lange poten (r) Kruising is Rr x Rr
Welke gen (genen) kunnen er in de geslachtscellen zitten?
A
zowel R en r zitten in 1 geslachtscel
B
Alleen R kan in een geslachtscel zitten
C
Alleen r kan in een geslachtscel zitten
D
R OF r zit er in de geslachtscel
Slide 35 - Quiz
Vul het schema voor onderstaande kruising in:
korte poten (R), lange poten (r)
Kruising is Rr x Rr
Slide 36 - Diapositive
Vul het schema voor onderstaande kruising in:
korte poten (R), lange poten (r)
Kruising is Rr x Rr
Slide 37 - Diapositive
Vul het schema voor onderstaande kruising in:
korte poten (R), lange poten (r)
Kruising is Rr x Rr
Slide 38 - Diapositive
Vul het schema voor onderstaande kruising in:
korte poten (R), lange poten (r)
Kruising is Rr x Rr
Slide 39 - Diapositive
Hoeveel procenten van de F2 zijn homozygoot
A
0 %
B
25 %
C
50 %
D
75 %
Slide 40 - Quiz
Hoeveel procenten van de F2 zijn homozygoot dominant
A
0 %
B
25 %
C
50 %
D
75 %
Slide 41 - Quiz
Hoeveel procenten van de F2 zijn homozygoot recessief
A
0 %
B
25 %
C
50 %
D
75 %
Slide 42 - Quiz
Hoeveel procenten van de F2 zijn heterozygoot
A
0 %
B
25 %
C
50 %
D
75 %
Slide 43 - Quiz
Hoeveel procenten van de F2 hebben korte poten (dominant)
A
0 %
B
25 %
C
50 %
D
75 %
Slide 44 - Quiz
Hoeveel procenten van de F2 hebben lange poten (recessief)
A
0 %
B
25 %
C
50 %
D
75 %
Slide 45 - Quiz
Huiswerk
Ga oefenen met het maken van kruisingen
Ga naar www.biologiepagina.nl, kies 3vmbo, kies erfelijkheid