4TL periode 1 les 15 und 16

Deutsch Unterricht
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Deutsch Unterricht

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Was machen wir heute?
Wiederholung Lernliste
Kontrolle Aufgaben
Hören
Landeskunde
Grammatik & Üben 
Abschluss

Slide 3 - Diapositive

Lernziele
- Ik kan de hoofdzaken en belangrijke details begrijpen in een audiofragment.
- Ik weet wanneer ik 'du' en wanneer ik 'Sie' gebruik.
- Ik kan de persoonlijke voornaamwoorden in de 1e, 3e en 4e naamval gebruiken in zinnen.



Slide 4 - Diapositive

Kontrolle Aufgabe 2
1 helemaal niet
2 onderscheidt
3 gebieden
4 nergens
5 passie
6 basis

Slide 5 - Diapositive

Kontrolle Aufgabe 3
Aufgabe 3

Slide 6 - Diapositive

Kontrolle Aufgabe 4

Slide 7 - Diapositive

Kontrolle Aufgabe 4

Slide 8 - Diapositive

Kontrolle Aufgabe 5

Slide 9 - Diapositive

Kontrolle Aufgabe 6

Slide 10 - Diapositive

Kontrolle Aufgabe 7

Slide 11 - Diapositive

Kontrolle Aufgabe 8

Slide 12 - Diapositive

Kontrolle Aufgabe 9

Slide 13 - Diapositive

Aufgabe 10 und 11 Hören (S. 60)
Aufgabe 10b
Aufgabe 10c
Aufgabe 11

Slide 14 - Diapositive

Landeskunde 

Slide 15 - Diapositive

du oder Sie?
Duitsers zijn afstandelijker dan Nederlanders. In Duitsland spreek je mensen niet snel aan met 'du'. Leerlingen zeggen altijd 'Sie' tegen hun docenten. Op veel scholen spreken docenten leerlingen van 16 jaar en ouder ook aan met 'Sie'. 

Slide 16 - Diapositive

du oder Sie?
Tegen wie zeg je 'du':
  • alle familieleden (incl. opa, oma, etc.)
  • goede vrienden en kennissen
  • jongeren tot 16 jaar
  • God

Tegen alle andere personen zeg je 'Sie'.

Slide 17 - Diapositive

du oder Sie?
- opa
- de kassamedewerker in de supermarkt
- je klasgenoot
- je oom
- de kapper
- de tandarts


Slide 18 - Diapositive

Aufgabe 15

Slide 19 - Diapositive

Grammatik
1e naamval = onderwerp
wie/wat + persoonsvorm
Die Katze jagt die Maus. Sie jagt sie.

4e naamval = lijdend voorwerp
wie/wat + persoonsvorm + onderwerp
Die Katze jagt die Maus. Sie jagt sie.



Slide 20 - Diapositive

Grammatik
3e naamval = meewerkend voorwerp
aan wie/wat + persoonsvorm + onderwerp + lijdend voorwerp
Die Katze gibt der Maus einen Kuss. Sie gibt ihr einen Kuss.




Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Aufgabe 16 (S. 66)

Slide 23 - Diapositive

An die Arbeit!
Wat: Aufgabe 17 t/m 20
Wie: alleen
Hoe: in stilte 
Hulp: Spickzettel 
Waarom: Oefenen helpt je met het gebruik van de Spickzettel.

timer
10:00

Slide 24 - Diapositive

Hausaufgaben (Di. 8. 10.) 
Maken:
Aufgaben 17 t/m 20



Slide 25 - Diapositive

Abschluss
- Ik kan de hoofdzaken en belangrijke details begrijpen in een audiofragment.
- Ik weet wanneer ik 'du' en wanneer ik 'Sie' gebruik.
- Ik kan de persoonlijke voornaamwoorden in de 1e, 3e en 4e naamval gebruiken in zinnen.



Slide 26 - Diapositive