NN H6 voorzetsels

lesdoel
Aan het einde van de les weet ik wat een voorzetsel is en kan ik ze aanwijzen in een zin. Ook kan ik zelf meerdere voorbeelden van voorzetsels noemen.
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

lesdoel
Aan het einde van de les weet ik wat een voorzetsel is en kan ik ze aanwijzen in een zin. Ook kan ik zelf meerdere voorbeelden van voorzetsels noemen.

Slide 1 - Diapositive

Woord benoemen

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

.......... de vogelkooi

Slide 4 - Carte mentale

.......... het feest

Slide 5 - Carte mentale

Onthoud
  • voorzetsels zijn woorden zoals                                                                                                      op, in, naast, voor, achter na, bij, tijdens enz.

  • Je gebruikt ze niet los maar altijd samen met een ander woord. Meestal een zelfstandig naamwoord.
                 op tafel, uit school, door mij

Slide 6 - Diapositive

Met welk ander woord gebruik je meestal een voorzetsel?
A
met een zelfstandig naamwoord
B
met een bijvoeglijk naamwoord
C
met de persoonsvorm
D
met een lidwoord

Slide 7 - Quiz

Vul het juiste voorzetsel in.
De timmerman sloeg ..... zijn duim
A
tegen
B
op
C
voor
D
na

Slide 8 - Quiz

Vul het juiste voorzetsel in.
Op de basisschool zat ik .... mijn vriend.
A
tegen
B
achter
C
voor
D
naast

Slide 9 - Quiz

Vul het juiste voorzetsel in.
Anne was in de wolken met haar cijfer ...... Nederlands.

A
over
B
naast
C
voor
D
aan

Slide 10 - Quiz

Welk woord in de zin is het voorzetsel :
Mijn fiets staat tegen de schutting.

Slide 11 - Question ouverte

Welk woord in de zin is het voorzetsel :
De hond slaapt op de bank.

Slide 12 - Question ouverte

Welk woord in de zin is het voorzetsel :
Voor ons huis staat een BMW.

Slide 13 - Question ouverte

Welk woord in de zin is het voorzetsel :
Let op, het zijn er 2!
Ik lig in mijn bed en kijk naar de televisie.

Slide 14 - Question ouverte

Typ nu zelf 5 voorzetsels in.

Slide 15 - Question ouverte

Vul het juiste voorzetsel in. Kies uit:
aan - achter - in- met - op - over - tegen - van - voor.

Heb jij ook een mening ….onderwijs?

Slide 16 - Question ouverte

Vul het juiste voorzetsel in. Kies uit:
aan - achter - in- met - op - over - tegen - van - voor.

Er heeft nog niemand ….mijn advertentie gereageerd?

Slide 17 - Question ouverte

Vul het juiste voorzetsel in. Kies uit:
aan - achter - in- met - op - over - tegen - van - voor.

De inbreker liep …..het huis

Slide 18 - Question ouverte

Vul het juiste voorzetsel in. Kies uit:
aan - achter - in- met - op - over - tegen - van - voor.

De klusjesman ging onmiddellijk …..het werk.

Slide 19 - Question ouverte

Vul het juiste voorzetsel in. Kies uit:
aan - achter - in- met - op - over - tegen - van - voor.

Door de vragenlijst in te vullen maak je kans …..een iPad.

Slide 20 - Question ouverte