Wat moet ik doen om hoofdstuk 6 beter te beheersen?
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Herhaling Hoofdstuk 6
zuren en basen
Leerdoel:
Beheers ik hoofdstuk 6?
Wat moet ik doen om hoofdstuk 6 beter te beheersen?
Slide 1 - Diapositive
De pH kan je meten met...
A
Custard
B
Zuur-base indicatoren
C
pH meter
D
Zuur-base indicatoren en een pH meter
Slide 2 - Quiz
Sleep de termen naar de juiste plaats op de pH schaal.
zuur
neutraal
basisch
Slide 3 - Question de remorquage
Een zure stof is...
A
...een stof met een pH lager dan 7
B
...een stof met en pH hoger dan 7
C
...een stof die een H+ kan opnemen
D
...een stof die een H+ kan afstaan
Slide 4 - Quiz
Een basische oplossing is...
A
...een oplossing met een pH lager dan 7
B
...een oplossing met een pH hoger dan 7
C
...een stof die een H+ kan opnemen
D
...een stof die een H+ kan afstaan
Slide 5 - Quiz
Wanneer je een zure oplossing verdunt met water ...
A
... wordt de pH lager.
B
blijft de pH gelijk.
C
... wordt de pH hoger.
Slide 6 - Quiz
Tommy wil de pH bepalen van een oplossing. Hij mengt in 4 reageerbuizen steeds een beetje oplossing met een indicator. Geef zo precies mogelijk aan tussen welke grenzen de pH van de oplossing ligt. Gebruik binas T52A.
A
3,8 < pH < 5,5
B
3,8 < pH < 4,4
C
5,4 < pH < 5,5
D
4,4 < pH < 4,8
Slide 7 - Quiz
BASE
ZUUR
Zuur of base? Sleep de formules naar het juiste vak.
Slide 8 - Question de remorquage
Sterke en zwakke zuren
Een sterk zuur is volledig in ionen gesplitst. De oplosreactie is:
In een oplossing van een zwak zuur zijn maar weinig moleculen gesplitst. De oplosreactie is:
In Binas T49 staan in de linker kolom op beide bladzijden de zuren.
De bovenste 7 zuren zijn sterke zuren!!
Alle zuren daaronder zijn zwakke zuren (alleen de 5 onderste formules doen niet mee).
HNO3(l)−>H+(aq)+NO3−(aq)
CH3COOH(l)−>CH3COOH(aq)
Slide 9 - Diapositive
Ik los 1,0 mol van een sterk zuur en 1,0 mol van een zwak zuur op in water.
Welke oplossing geleidt de stroom het beste en waarom?
Slide 10 - Question ouverte
Als je het gas HCl door water leidt, ontstaat de oplossing die hiernaast schematisch is weergegeven. Deze oplossing heet zoutzuur.
Je noteert zoutzuur als:
A
H+ (aq) + Cl-(aq)
B
H+ (g) + Cl-(g)
C
HCl (aq)
D
HCl (g)
Slide 11 - Quiz
Wat is de juiste notatie van een oplossing van zwavelzuur?
A
H2SO4(aq)
B
2H+(aq)+SO42−(aq)
Slide 12 - Quiz
Wat is de juiste notatie voor natronloog?
A
NaOH(aq)
B
Na+(aq)+OH−(aq)
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Diapositive
Bereken de pH van zoutzuur met een concentratie van 0,0158M
A
1,80
B
1,801
C
0,964
D
0,9643
Slide 15 - Quiz
De [H+] in een oplossing is 2,4 x 10 -4 M. Bereken de pH van deze oplossing.
Slide 16 - Question ouverte
pH berekenen
pH = - log [ H+ ]
pH = - log [ 2,4 x 10-4 ] = 3,62
(2 decimalen)
Slide 17 - Diapositive
De pH van een oplossing 6,05. Bereken de [H+] in deze oplossing.
Slide 18 - Question ouverte
[H+] berekenen
[ H+ ] = 10-pH
[ H+ ] = 10-6,05 = 8,9 x 10-7 M
(2 significante cijfers)
Slide 19 - Diapositive
Antonio voegt aan 1,0 liter natronloog waarin 0,22 mol NaOH per liter is opgelost 1,0 liter water toe. Wat gebeurt er met de pH bij het verdunnen?
A
de pH daalt
B
de pH blijft gelijk
C
de pH neemt toe
Slide 20 - Quiz
pOH en [OH-]
pH + pOH = 14,00
pOH = - log [OH-]
[OH-] = 10-pOH
Slide 21 - Diapositive
Hoeveel gram NaOH moet je inwegen voor 1 liter natronloog oplossing met een pOH van 2,45
A
3,5⋅10−3
B
8,87
C
0,14
D
1,1
Slide 22 - Quiz
Vraag ..c) Antonio voegt aan 1,0 liter natronloog waarin 0,22 mol NaOH per liter is opgelost 1,0 liter water toe.
Bereken de pH van de oplossing na het verdunnen.
Slide 23 - Question ouverte
pH berekenen van basische oplossing
De oplossing wordt tweemaal verdund.
De [OH-] wordt 0,22 mol/L : 2 = 0,11 mol/L
pOH = -log 0,11 = 0,9586
pH = 14,00 -pOH = 14,00 - 0,9586 = 13,04
Slide 24 - Diapositive
Zuurbase reacties
Een zuur en een base reageren altijd samen.
Hierbij worden één of meerdere H+ ionen overgedragen van zuur naar base.
Voorbeeld: 6 HF + Fe2O3 -> 6 F- + 2 Fe3+ + 3 H2O
HF is een (zwak) zuur: staat een H+ af waarbij F- overblijft.
Fe2O3 bevat O2- ionen, die reageren als (sterke) base: neemt H+ op waarbij water ontstaat.
Slide 25 - Diapositive
BaO + H2O -> Ba2+ + 2 OH-
Is dit een zuurbase reactie?
A
Ja, O2- in BaO reageert als zuur, neemt H+ op.
B
Ja, O2- in BaO reageert als base, neemt H+ op.
C
Ja, O2- in H2O reageert als base, neemt H+ op.
D
Nee, dit is geen zuurbase reactie.
Slide 26 - Quiz
Uitleg quizvraag
BaO is een zout, wat bestaat uit Ba2+ en O2- ionen.
O2- is een sterke base.
O2- neemt H+ op van H2O, waarbij OH- ontstaat.
H2O kan zowel als zuur en als base reageren.
In dit geval reageert het als zuur: hij staat een H+ af, waarbij OH- overblijft.
Slide 27 - Diapositive
Stappenplan zuurbase reacties
Stap 1: Schrijf op welke deeltjes aanwezig zijn.
Sterk zuur: noteer H+ en negatieve ion los (H+ + Z-)*
Zwak zuur: notatie volledige zuur (HZ)*
Bij zouten (basen): is het aanwezig als vaste stof of als oplossing? In het geval van een oplossing, noteer je de losse ionen.
Gebruik Binas 49 om te bepalen of de zuren sterk of zwak zijn.
* HZ is de algemene notatie van een zuur
Slide 28 - Diapositive
Stappenplan zuurbase reacties
Stap 2: Zoek het sterkste zuur en de sterkste base
Gebruik Binas 49
Let op, vaste zouten staan niet in Binas 49! Check het negatieve ion (wat zal ontstaan na oplossen).
Stap 3: Geef de reactievergelijking
Let op meerwaardige zuren/basen (overdracht van meer dan 1 H+).
Twee instabiele zuren: koolzuur (H2CO3) en zwaveligzuur (H2SO3) -> valt uiteen in CO2/SO2 en H2O
Aflopende reactie bij sterk zuur of sterke base
Zwak zuur met zwakke base geeft evenwichtsreactie
Slide 29 - Diapositive
LEREN!!
Slide 30 - Diapositive
Stel voordat je naar de volgende dia gaat de reactievergelijking op. Controleer deze op de volgende dia.
Slide 31 - Diapositive
zoutzuur + natronloog
1. Deeltjes: H+, Cl-, Na+, OH-, H2O,
(zoutzuur = sterk zuur, dus losse ionen; natronloog = oplossing van natriumhydroxide in water, dus losse ionen)
2. Sterkste zuur: H+, sterkste base: OH-
3. Reactievergelijking: H+ + OH- -> H2O
Slide 32 - Diapositive
Slide 33 - Diapositive
reactie tussen ammoniak en zwavelzuur
We leiden ammoniak gas door een oplossing van zwavelzuur. Stel de reactievergelijking op.
Slide 34 - Diapositive
Slide 35 - Diapositive
Stappenplan zuur-base reacties
Noteer: zuur in zijn geheel (bij zwakke zuren) of bij sterke zuren: H+
Noteer de 'kale' formule van de base: O2-, CO32-, OH-, NH3
Noteer de standaard zuur-base reactie
Als de beginstoffen oplossingen waren: KLAAR
Als 1 van de beginstoffen een vaste stof was: VERVANG DE FORMULE VAN HET ION DOOR DE FORMULE VAN DE VASTE STOF
Maak de reactievergelijking af (let op het +ion dat na de pijl hoort bij een vaste stof)
Slide 36 - Diapositive
Herhaling Hoofdstuk 6
zuren en basen
Leerdoel:
Beheers ik hoofdstuk 6?
Wat moet ik doen om hoofdstuk 6 beter te beheersen?