Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
§ 7.1 Het deeltjesmodel
Slide 1 - Diapositive
Het deeltjesmodel
Doel van de les:
kunnen uitleggen wat het deeltjesmodel is
de faseovergangen kunnen verklaren met het deeltjesmodel
weten wat een scheikundige reactie is
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Het deeltjesmodel
Stoffen bestaan uit moleculen
De moleculen van een stof veranderen niet
De moleculen van een stof bewegen voortduren
De moleculen van een stof trekken elkaar aan
Slide 4 - Diapositive
Fasen en fase-overgangen
De moleculen veranderen zich niet, ze gedragen zich anders
vaste fase: moleculen zitten op een vaste plek, ze trillen. De afstand tussen moleculen is klein en de aantrekkingskracht groot.
vloeistof: de moleculen bewegen langs elkaar heen, de afstand tussen de molculen is groter. De aantrekkingskracht is zo groot dat de moleculen bij elkaar blijven.
gas: de moleculen bewegen vrij van elkaar door de ruimte. De afstand is groot en deaantrekkingskracht klein
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Vidéo
Verklaar de gebeurtenis uit het filmpje met het deeltjesmodel
A
de moleculen van een stof veranderen niet
B
de moleculen van een stof bewegen
C
de moleculen van een stof trekken elkaar aan
Slide 7 - Quiz
2.33minuten
Slide 8 - Diapositive
Verklaar de gebeurtenis uit het filmpje met het deeltjesmodel
A
de moleculen van een stof veranderen niet
B
de moleculen van een stof bewegen
C
de moleculen van een stof trekken elkaar aan
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Vidéo
De ruimte tussen de moleculen is leeg (er zit geen lucht tussen)
Je kan een behoorlijke hoeveelheid suiker oplossen in water zonder dat het volume toeneemt. Dit komt omdat de suikermoleculen in de ruimte tussen de watermoleculen gaat zitten.
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Met het deeltjesmodel kun je de faseovergangen verklaren.
Wat is het belangrijkste verschil tussen de moleculen in een vloeistof en in een gas?
A
In een vloeistof hebben de moleculen een vaste plaats.
B
In een vloeistof zitten de moleculen dichter op elkaar