quiz verbranding en ademhaling

quiz verbranding en ademhaling
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieBasisschoolMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

quiz verbranding en ademhaling

Slide 1 - Diapositive

Wat heb je nodig om een kaars te laten branden?
A
Water
B
Zuurstof
C
Koolstofdioxide
D
Licht

Slide 2 - Quiz

Welke twee stoffen ontstaan bij de verbranding van kaarsvet?
A
Kaarsvet en water
B
Zuurstof en koolstofdioxide
C
Water en koolstofdioxide
D
Zuurstof en kaarsvet

Slide 3 - Quiz

Sigarettenrook bestaat uit:
A
Koolstodioxide, teer en nicotine
B
Teer en nicotine
C
Teer, nicotine en koolstofmonoxide
D
Teer en koolstofdioxide

Slide 4 - Quiz

Een stof waarmee je een andere stof kunt aantonen heet
A
indicator
B
aanwijsstof
C
koolstofdioxide

Slide 5 - Quiz

Koolstofdioxide kun je aantonen met
A
water
B
brandstof
C
koolstofdioxide
D
kalkwater

Slide 6 - Quiz

Deze stof neemt de plek in van zuurstof en is giftig:
A
Nicotine
B
Teer
C
Koolstofmonoxide
D
Koolstofdioxide

Slide 7 - Quiz

Wat moet er op plek 1 staan?

1 + zuurstof --> energie + water + koolstofdioxide
A
water
B
brandstof
C
bouwstof
D
kalkwater

Slide 8 - Quiz

Deze stof blijft achter in je longen en is kankerverwekkend:
A
Nicotine
B
Teer
C
Koolstofmonoxide
D
Koolstofdioxide

Slide 9 - Quiz

Deze stof is de verslavende stof in de sigaret.
A
Nicotine
B
Teer
C
Koolstofmonoxide
D
Koolstofdioxide

Slide 10 - Quiz

Wanneer vindt er in je lichaam verbranding plaats?
A
overdag
B
's nachts
C
nooit
D
altijd

Slide 11 - Quiz

Door lichamelijke inspanning pompt je hart sneller.
Je bloed stroomt dan sneller. Hierdoor
A
gaat er meer koolstofdioxide naar de cellen
B
gaat er meer zuurstof naar de cellen

Slide 12 - Quiz

Door lichamelijke inspanning pompt je hart sneller.
Je bloed stroomt dan sneller. Hierdoor
A
gaat er meer koolstofdioxide naar de longen
B
gaat er meer zuurstof naar de longen

Slide 13 - Quiz

Je ademt in.
Wat is de juiste volgorde?
A
neusholte - bronchie - luchtpijp - longblaasje
B
neusholte - longblaasje - bronchie - luchtpijp
C
neusholte - luchtpijp - longblaasje - bronchie
D
neusholte - luchtpijp - bronchie - longblaasje

Slide 14 - Quiz

Je longen zitten ........... je middenrif.
A
boven
B
beneden

Slide 15 - Quiz

Bij verbranding in je lichaam ontstaat:
A
Zuurstof
B
Stikstof
C
Koolstofdioxide

Slide 16 - Quiz

Waar of niet waar:
Bij verbranding ontstaat altijd koolstofdioxide (CO2).
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Wat moet er op plek 1?

A
Water
B
Zuurstof
C
Koolstofdioxide
D
Glucose

Slide 18 - Quiz

Waar of niet waar:
Voor verbranding is altijd een brandstof en zuurstof nodig.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Ingeademde lucht bevat veel __1__ en weinig __2__
A
1:Koolstofdioxide 2: Zuurstof
B
1: Zuurstof 2: Koolstofdioxide

Slide 20 - Quiz

Je maag zit ........... je middenrif.
A
boven
B
beneden

Slide 21 - Quiz

Je slokdarm zit ........... je luchtpijp.
A
voor
B
achter

Slide 22 - Quiz

Je huig zorgt ervoor dat ...
A
er geen lucht in je neus komt
B
er geen voedsel in je neus komt
C
er geen lucht in je slokdarm komt
D
er geen voedsel in je slokdarm komt

Slide 23 - Quiz

Waarvoor dienen de trilhaartjes in je ademhalingsstelsel?
A
lucht verplaatsen richting longen
B
slijm verplaatsen richting keelholte
C
lucht verplaatsen richting neus

Slide 24 - Quiz

Je strotklepje zorgt ervoor dat ...
A
er geen lucht in je neus komt
B
er geen voedsel in je neus komt
C
er geen lucht in je luchtpijp komt
D
er geen voedsel in je luchtpijp komt

Slide 25 - Quiz

Wat vindt er in de cellen van jouw lichaam plaats waar zuurstof voor nodig is?
A
Fotosynthese
B
Ademhaling
C
Verbranding
D
Koolstofdioxide

Slide 26 - Quiz

Als je je verslikt
A
komt er voedsel in je luchtpijp
B
komt er lucht in je luchtpijp
C
komt er voedsel in je slokdarm
D
komt er lucht in je slokdarm

Slide 27 - Quiz

Verbranding is ...
A
glucose + zuurstof = koolstofdioxide + water
B
koolstofdioxide + water = glucose + zuurstof
C
koolstofdioxide + glucose = zuurstof + water
D
glucose + water = koolstofdioxide + zuurstof

Slide 28 - Quiz

Wat gebeurt er tijdens inspanning met de verbranding in ons lichaam? En met de ademhaling?
A
De verbranding neemt af, ademhaling neemt toe.
B
De verbranding neemt af, de ademhaling neem ook af.
C
De verbranding neemt toe, de ademhaling neemt ook toe.
D
De verbranding neemt toe, de ademhaling neemt af.

Slide 29 - Quiz

Ingeademde lucht bevat veel __1__ en weinig __2__
A
1:Koolstofdioxide 2: Zuurstof
B
1: Zuurstof 2: Koolstofdioxide

Slide 30 - Quiz

Waar wordt de lucht die je in ademt verwarmd, gezuiverd en bevochtigd?
A
In de longblaasjes
B
In de neusholte
C
Aan het strottenhoofd

Slide 31 - Quiz

Wat is de functie van de trilharen in het neusslijmvlies?
A
Het tegenhouden van ziekteverwekkers
B
Het keuren van de lucht
C
Het verwarmen van de lucht
D
Het verplaatsen van slijm naar de keelholte

Slide 32 - Quiz

Welk gas wordt in de longblaasjes opgenomen in het bloed?
A
Zuurstof
B
Koolstofdioxide
C
Koolstofmonoxide
D
Stikstof

Slide 33 - Quiz

Wat is de huig?
A
1
B
2

Slide 34 - Quiz

Waar vindt de verbranding van glucose plaats?
A
In de darmen
B
In de spieren
C
In alle cellen
D
In de lever

Slide 35 - Quiz

Als je rookt worden je longen zwart door
A
Teer
B
Rook
C
Nicotine
D
Tabak

Slide 36 - Quiz

De verslavende stof in sigaretten is
A
Nicotine
B
Teer
C
Tabak
D
Koolstofmonoxide

Slide 37 - Quiz

Wat kun je zelf doen om je luchtwegen gezond te houden, en sterkere longen te krijgen?
A
Veel televisie kijken
B
Water drinken
C
Sporten en bewegen
D
Niets

Slide 38 - Quiz