Samen lezen: Mis - Annelies Verbeke

samen lezen: Mis
Doel: 
  • samen een kortverhaal lezen
  • verhaalelementen toepassen
  • een interpretatievraag beantwoorden in een literair gesprek
  • een mini-essay schrijven
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsSecundair onderwijs

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

samen lezen: Mis
Doel: 
  • samen een kortverhaal lezen
  • verhaalelementen toepassen
  • een interpretatievraag beantwoorden in een literair gesprek
  • een mini-essay schrijven

Slide 1 - Diapositive

Welke betekenis heeft het woord 'mis'?

Slide 2 - Carte mentale

Gevoelens
verontwaardigd - opgewekt - teleurgesteld - woedend - onverschillig - machteloos - slechtgezind - geamuseerd - gegeneerd - verrast - gedemotiveerd - verward - nieuwsgierig - ongemakkelijk - ontroerd - onder de indruk ...

Slide 3 - Diapositive

We lezen het verhaal
Wat is jouw gevoel erbij? 
Welke betekenis geef je eraan?

Slide 4 - Diapositive

Wat is je eerste gedachte na het horen van dit verhaal?

Slide 5 - Carte mentale

Welk gevoel krijg je van dit verhaal?

Slide 6 - Carte mentale

Waarom krijg je dit gevoel ervan? Welke betekenis geef je aan het verhaal?

Slide 7 - Question ouverte

Verhaalelementen

Slide 8 - Diapositive

Verhaalelementen
Google Classroom:
  • Vragen over verhaalelementen
  • PDF met theorie

Slide 9 - Diapositive

1.Vertelperspectief
Vanuit welk perspectief wordt het verhaal verteld?  Soorten:

  1. auctoriële verteller
  2. personele verteller 
  3. vertellende ik
  4. belevende ik

hij/zij
ik

Slide 10 - Diapositive

2.Personages
rollen 
  1. protagonist
  2. antagonist
  3. nevenpersonage
types
  1. rond
  2. vlak 

Slide 11 - Diapositive

3.Tijd
Chronologie
  1. Chronologisch
  2. Achronologisch
  • Teruggrijpen in de tijd - flashbacks / terugdenken aan het verleden
  • Vooruitkijken in de tijd

Slide 12 - Diapositive

4.Spanning
Technieken om spanning op te bouwen:
  • inleven in personages: emotionele spanning
  • informatie geven (de lezer heeft meer info dan de personages)
  • informatie achterhouden (vragen oproepen)
  • misleiden
  • cliffhanger
  • climax
  • chronologie 

Slide 13 - Diapositive

Interpretatie
literair gesprek

Slide 14 - Diapositive

verhalen interpreteren
Je interpreteert verhalen of verhaalfragmenten en probeert te achterhalen wat een auteur heeft bedoeld met zijn verhaal. Sommige verhalen hebben verschillende betekenislagen en er zijn verschillende interpretaties mogelijk. 

Slide 15 - Diapositive

Literair gesprek
Verhalen hebben verschillende betekenislagen en maken meerdere interpretaties mogelijk. Het loont dus zeker de moeite om met anderen te discussiëren over de betekenis van bepaalde verhalen. Niet elke lezer geeft dezelfde betekenis aan een verhaal. Dit oefenen we in een literair gesprek

Slide 16 - Diapositive

Literair gesprek
Fase 1 - interpretatievraag
  1. Je krijgt een interpretatievraag waarop je een antwoord moet formuleren. 
  2. Beantwoord de interpretatievraag voor jezelf op Google Classroom. 
  3. Je mag kernachtig antwoorden (deze antwoorden worden mondeling besproken en nadien verwerkt in een mini-essay)

timer
5:00

Slide 17 - Diapositive

Literair gesprek
Fase 2 - vragen aan je klasgenoten
  1. Je gaat je interpretatievraag ook voorleggen aan je klasgenoten. 
  2. Bedenk deelvragen die je aan hen kan stellen.
  3. Wanneer jouw interpretatievraag aan de beurt is, leidt jij het gesprek. 
  4. Maak notities 

timer
3:00

Slide 18 - Diapositive

Literair gesprek
  • Anja is geen typische protagonist (held). Waarom kiest de schrijfster ervoor om dit verhaal vanuit het perspectief van de moeder te vertellen? Welk effect heeft dit op jou als lezer? 
  • Hoe zou het verhaal kunnen lopen als het vanuit het perspectief van de dochter wordt verteld? 

Slide 19 - Diapositive

Literair gesprek
  • Hoe kan je de titel ‘mis’ verklaren?
  • Onder de titel staat: ‘waarin een dochter moet winnen wat haar moeder verloor’. Verklaar hoe deze ondertitel de centrale boodschap weergeeft van het kortverhaal. 
  • Dit verhaal vertoont stapsgewijs waar de frustratie van Anja vandaan komt. Wat vind je van Anja als moeder? 

Slide 20 - Diapositive

Literair gesprek
  • Waarom kiest Ilona ervoor om haar haar af te snijden op het einde van het verhaal? Kan je deze reactie begrijpen? 
  • Heb je soms ook het gevoel dat je moet voldoen aan de verwachtingen van je ouders? 
  • Heb je jezelf ook al eens misbegrepen gevoeld door je ouders?

Slide 21 - Diapositive

Interpretatie
mini - essay

Slide 22 - Diapositive

Mini-essay
Het antwoord op jouw interpretatievraag verwerk je in een mini-essay. Voor we hiermee starten, onderzoeken we een paar kenmerken van essays. 
  • Per groep zoek je het antwoord op de vragen.
  • Leg je antwoorden voor aan elkaar en vul aan.
  • Op basis hiervan stellen we evaluatiecriteria samen. 
timer
10:00

Slide 23 - Diapositive

Groep 1
Wat is een essay?
  • Een essay neemt de lezer op reis van vertrekpunt (inleiding) naar bestemming (conclusie). Een essay stipt een onderwerp aan en beantwoordt een vraag aan de hand van een betoog. Dit doe je door academische argumenten te gebruiken. 
Welke typische opbouw kent een essay? 
  • Een essay bestaat uit drie elementen:
  1. een claim
  2. een reden voor deze claim
  3. redeneringen en/of bewijzen om de reden aan de claim te koppelen. Een redenering bestaat uit ideeën in een logische structuur, terwijl bewijs informatie is die demonstreert dat deze ideeën geloofwaardig zijn.

Slide 24 - Diapositive

Groep 2
Welke twee stappen zet je wanneer je aan een essay begint? Wees volledig: geef de informatie die je nodig hebt om zelf aan de slag te gaan. 
  1. Je vraag begrijpen en dit communiceren naar de lezer. 
  2. Je standpunt creëren, toetsen en verfijnen. Met dit standpunt (of ‘thesis statement’) druk je één idee uit in een enkele zin, beantwoord je de vraag van het essay op een direct wijze en doe je een claim waar een lezer het oneens mee kan zijn.

Slide 25 - Diapositive

Groep 2
4. Op welke manier kan je een alinea opbouwen?
  • Piramide of trechter – je start de alinea met een bewering of trechter die vervolgens wordt toegelicht of beargumenteerd (hoofdpunten en subpunten). Je sluit af met een conclusie (bredere context en beshouwing van de toekomst).

Slide 26 - Diapositive

Groep 3
Formuleer 5 tips voor het schrijven van een pakkend essay
  1. Kies een passende beginzin (een vraag, citaat uit het verhaal, spreekwoord, statement …). Na de beginzin geef je voldoende achtergrondinformatie.
  2. Breng argumenten naar voren die je bewijst met feiten, literatuuronderzoek, eigen onderzoek of waterdichte redeneringen. Schrijf per argument een kernzin.
  3. Eindig je essay met een krachtige slotzin die jouw lezer overtuigt of aanzet tot actie.
  4. Zorg voor een titel die aanspoort om het essay te lezen.
  5. Hanteer een minder formele schrijfstijl, maar blijf serieus.

Slide 27 - Diapositive

Mini-essay
Evaluatiecriterium:
opbouw: Je tekst volgt de IMS-structuur
  • Inleiding: achtergrond van het verhaal (kort) + Standpunt interpretatievraag.
  • Midden: redeneringen (kan in één of meer alinea's)
  • Slot: conclusie (het belangrijkste antwoord op jouw vraag). 
Breng dit zowel inhoudelijk als vormelijk aan (signaalwoorden!)

Slide 28 - Diapositive

Mini-essay
Evaluatiecriterium:
opbouw: alinea's
  • Je verwerkt je argumenten / redeneringen in alinea's: je schrijft een kernzin met argumenten
Stijl
  • Je hebt een titel geschreven die uitnodigt om te lezen.

Slide 29 - Diapositive

Mini-essay
Evaluatiecriterium:
Inhoud
  • Inleiding: achtergrond van het verhaal (kort) + afbakenen onderwerp interpretatievraag.
  • Midden: Standpunt + redeneringen (kan in één of meer alinea's)
  • Slot: conclusie (het belangrijkste antwoord op jouw vraag). 
Breng dit zowel inhoudelijk als vormelijk aan (signaalwoorden!)

Slide 30 - Diapositive

mini-essay schrijven
Verwerk jouw antwoord op de interpretatievraag in een mini-essay volgens de regels van de kunst!

Slide 31 - Diapositive