H1 - FOrmuleren

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Wat zijn kenmerken van een goede zin?

Goede zinnen maken

• Ik ga niet mee naar de bios en mijn zakgeld is op. --> Twee korte zinnen, 1 zin door verbindingswoord
• Verbindingswoorden --> doordat, omdat, maar, nadat, terwijl, want, voordat, zodat, zodra, en.
• Voor het verbindingswoord komt altijd een komma.
• Voor het verbindingswoord 'en' zet je nóóit een komma!

Ik ga niet mee naar de bios, omdat mijn zakgeld op is.

We gaan dit jaar niet naar Terschelling op vakantie. Mijn moeder wil graag een keer naar het buitenland.

Je kunt deze twee mededelingen aan elkaar plakken met een verbindingswoord.

Dan zet je na de eerste mededeling (dus voor het verbindingswoord)

een komma:

– We gaan dit jaar niet naar Terschelling op vakantie, omdat mijn moeder graag een keer naar het buitenland wil.

Je kunt van twee korte zinnen ook één zin maken. Je plakt ze dan aan elkaar vast met een verbindingswoord.

Bijvoorbeeld zo:

Ik ga niet mee naar de bios, omdat mijn zakgeld op is.

In deze zin is omdat het verbindingswoord.

Andere veelgebruikte verbindingswoorden zijn en, maar, toen, want en terwijl.

–

 

Welk woord is geen verbindingswoord?

1. Omdat
2. Bovendien
3. Daarom
4. Soms

Noem een verbindingswoord, waarmee je van 2 enkelvoudige zinnen, een samengestelde zin maakt

Wat is het verbindingswoord?
Ik verdien veel geld en hiervan koop ik veel kleding.

Wat is het verbindingswoord?
Ik verdien veel geld en hiervan koop ik veel kleding.

Wat is het verbindingswoord?
Pieter is verkouden omdat hij zonder jas buiten heeft gelopen.

Wat is het verbindingswoord?
Ik mag vanavond naar de discotheek als ik heb afgewassen.

Zodra ik mijn salaris heb koop ik een nieuwe broek.

Wat is het verbindingswoord?

1. heb
2. koop
3. salaris
4. zodra

Verbind de zin door middel van een passend verbindingswoord:
Robin heeft strafwerk. Ze praatte tijdens de les.

1. dus
2. maar
3. omdat

Verbind de zin door middel van een passend verbindingswoord:
Het derde lesuur houdt Mo zijn presentatie. De klas luistert.

1. dus
2. maar
3. omdat

Instructie vaste voorzetsels

Veel werkwoorden hebben een vast voorzetsel. Bijvoorbeeld:

• Slagen voor een examen, bijdragen aan het resultaat.

Er zijn ook uitdrukkingen met een vast voorzetsel. Bijvoorbeeld:

• ergens spijt van hebben, akkoord gaan met het voorstel.

De vaste voorzetsels kun je vinden in een woordenboek. Kijk dan bij het werkwoord of bij het belangrijkste woord in de uitdrukking.

https:

https:

https:

https: