Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.
Wat gaan we doen?
Terugblik
Wat weten jullie nog van het gebruik van hoofdletters? Wanneer gebruik je ze?
Wat weet je al van verbindingswoorden en komma's?
Teksten bestaan uit zinnen, maar dat wist je al! Je kunt zinnen ook aan elkaar plakken. Je gebruikt hier dan verbindingswoorden voor.
Voorbeeld:
en, omdat, terwijl, zodat, nadat, als, toen, want, maar, dus. (er zijn er nog meer hoor!)
Ik ga niet mee naar de bios. Mijn zakgeld is op.
Je kunt van twee korte zinnen ook één zin maken. Je plakt ze dan aan elkaar vast met een verbindingswoord.
Ik ga niet mee naar de bios, omdat mijn zakgeld op is.
In deze zin is omdat het verbindingswoord.
Met leestekens kun je laten zien hoe jouw zinnen in elkaar zitten.