2. Bijvoeglijk naamwoord en telwoorden

1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

♥ poëzie ♥

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive



Bijvoeglijk naamwoord 
en telwoorden

Slide 6 - Diapositive

Lesdoelen
Na deze les weten jullie:

Hoe je een bijvoeglijk naamwoord herkent
Welke telwoorden er zijn
Hoe je een telwoord kunt benoemen



Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Hoe herken je een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 10 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets van een zelfstandig naamwoord.

voorbeeld: De groene appel. "Groene" zegt iets over "de appel" en is dus een bijvoeglijk naamwoord.

Een bijvoeglijk naamwoord schrijf je zo kort mogelijk!
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord schrijf je (bijna altijd) met -en- houten/gouden/zilveren --- maar: nylon

Slide 11 - Diapositive

bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets van een zelfstandig naamwoord --> De groene appel
Een bijvoeglijk naamwoord schrijf je zo kort mogelijk!
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord schrijf je (bijna altijd) met -en- houten/gouden/zilveren --- maar: nylon

Slide 12 - Diapositive


Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord



Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Soms worden bijvoeglijk naamwoorden gemaakt van deelwoorden (voltooid deelwoord, onvoltooid deelwoord)

  • De smeltende sneeuwpop
  • De gesmolten sneeuwpop

Slide 13 - Diapositive

Soms worden deelwoorden (voltooid en 
onvoltooid deelwoord) een bijvoeglijk naamwoord.

bijvoorbeeld: 

Ik heb mijn huiswerk gedaan  (vd) -
Het gedane (bn) huiswerk was lastig.

Huilend (od) rende ze naar huis. - 
Een huilend (bn) meisje rende naar huis.
Bijvoeglijk naamwoord 

Slide 14 - Diapositive

Een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord:
A
Schrijf je zo kort mogelijk.
B
Schrijf je bij sterke en zwakke werkwoorden hetzelfde.
C
Er mag een uitspraakprobleem ontstaan.

Slide 15 - Quiz

Waar wordt het onvoltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?
pv = alarmeren
A
De gealarmeerde hulpdiensten kwamen aangesneld.
B
In de krant verschenen alarmerende berichten over toenemend geweld.
C
Vanwege een brand werden we gealarmeerd.
D

Slide 16 - Quiz

Maak van het voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord.
(verbranden) De … neus
A
verbrandde
B
verbrande

Slide 17 - Quiz

Maak van het voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord.
(vergeten) De ... groente
A
vergeette
B
vergeten
C
vergeet
D
vergete

Slide 18 - Quiz

Maak van het voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord.
(verknippen) De ... broek
A
verknipte
B
verknipten
C
verkniptte
D
verknipt

Slide 19 - Quiz

Is dit bijvoeglijk naamwoord van een voltooid deelwoord of van een onvoltooid deelwoord gemaakt?

De gewonnen wedstrijd
A
Voltooid deelwoord
B
Onvoltooid deelwoord

Slide 20 - Quiz

Is dit bijvoeglijk naamwoord van een voltooid deelwoord of van een onvoltooid deelwoord gemaakt?

De voorbereidende actie
A
Voltooid deelwoord
B
Onvoltooid deelwoord

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Slide 24 - Diapositive

Telwoorden
- Telwoorden geven een hoeveelheid of een volgorde aan. 

We maken daarbij onderscheid tussen hoofdtelwoorden en rangtelwoorden:
- Hoofdtelwoorden geven een hoeveelheid aan. 
- Rangtelwoorden geven een volgorde aan.

Slide 25 - Diapositive

Hoofdtelwoord
Geeft een hoeveelheid aan.
Ik heb negen appels en zeven peren.
Ik heb veel appels en weinig peren.

Als je precies weet om welke hoeveelheid het gaat, dan noem je dit een bepaald hoofdtelwoord. Weet je niet precies om hoeveel het gaat, dan noem je dit een onbepaald hoofdtelwoord.

Slide 26 - Diapositive

zes
A
bepaald hoofdtelwoord
B
bepaald rangtelwoord
C
onbepaald hoofdtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 27 - Quiz

laatste?
A
bepaald hoofdtelwoord
B
bepaald rangtelwoord
C
onbepaald hoofdtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 28 - Quiz

zevende?
A
bepaald hoofdtelwoord
B
bepaald rangtelwoord
C
onbepaald hoofdtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 29 - Quiz

veel?
A
bepaald hoofdtelwoord
B
bepaald rangtelwoord
C
onbepaald hoofdtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 30 - Quiz

honderdste?
A
bepaald hoofdtelwoord
B
bepaald rangtelwoord
C
onbepaald hoofdtelwoord
D
bepaald hoofdtelwoord

Slide 31 - Quiz

Maak op slimleren.nl de opdrachten over het bijvoeglijk naamwoord en de telwoorden 
Aan de slag!
Aan de slag?
Aan de slag.

Slide 32 - Diapositive