La négation en signaalwoorden

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
-Aan het einde van de les kan ik een zin ontkennend maken.
- Aan het einde van de les kan ik enkele voorbeelden van signaalwoorden herkennen en begrijpen in een gegeven leestekst.
-Aan het einde van de les kan ik de betekenis van enkele signaalwoorden in -een leestekst verklaren en begrijpen hoe ze de tekst structureren.

Slide 2 - Diapositive

BONJOUR
  • Aujourd'hui:



  • Cahier
  • Livre de textes

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

La négation (de ontkenning)



Hoe zeg je in het Frans dat iets niet zo is?

Tu es français? --> Non, je ne suis pas français.

Slide 5 - Diapositive

Dus:

In het Nederlands: niet en geen

In het Frans altijd twee woorden: ne..... pas


Ne staat vóór de persoonsvorm

Pas staat direct achter de persoonsvorm



Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Stappenplan


1.   Zoek de persoonsvorm (eerste werkwoord in de zin).

2.  Zet ne voor de persoonsvorm

3. Zet pas achter de persoonsvorm


LET OP!: Begint de persoonsvorm met een klinker/h  -> n'



Slide 8 - Diapositive

NE/N'..........PAS
De betekenis van niet/geen is in het Frans: ne/n' ... pas

BV:          Mijn zus werkt                -        Ma soeur travaille 
                 Mijn zus werkt niet       -       Ma soeur ne travaille pas

BV:          Ik luister muziek                 -     J'écoute la musique
                 Ik luister geen muziek     -     Je n'écoute pas la musique

Slide 9 - Diapositive

Essaye...

  1. Il mange des pommes.
  2. Nous jouons au foot.
  3.  Je suis malade.
  4.  Ils vont à l'école.
timer
5:00

Slide 10 - Diapositive

Uit welke twee woorden bestaat de ontkenning (niet/geen) in het Frans?
A
ne...pas
B
nes...pas
C
non...pas
D
nein...pas

Slide 11 - Quiz

Haal de ontkenning uit de zin:
-Ma mère ne chante pas une chanson.
A
ma mère
B
ne chante pas
C
ne...pas
D
une chanson

Slide 12 - Quiz

Hoe maak je deze zin ontkennend?
-Je vais à l'école.
A
Ne pas je vais à l'école.
B
Je ne vais à l'école pas.
C
Je vais ne pas à l'école.
D
Je ne vais pas à l'école.

Slide 13 - Quiz

Tu es sympa (niet)
A
Tu ne es pas sympa
B
Tu es ne sympa pas
C
Tu n'es pas sympa
D
Tu n'es sympa pas

Slide 14 - Quiz

15 meest 
voorkomende 
signaalwoorden
op het examen

Slide 15 - Diapositive

Opdracht
Jullie krijgen werkbladen uitgedeeld waarmee jullie aan de slag kunnen :)

Slide 16 - Diapositive

Antwoord in het kort 
Deze tekst bevatte enkele signaalwoorden zoals "d'abord" (ten eerste), "ensuite" (vervolgens), "puis" (dan), "en effet" (inderdaad), "cependant" (echter), "de plus" (bovendien), "mais" (maar), en ontkenningen zoals "ne... pas" (niet), die het gebruik van ontkenning aangeven. 

Slide 17 - Diapositive

Lesdoelen
-Aan het einde van de les kan ik een zin ontkennend maken.
- Aan het einde van de les kan ik enkele voorbeelden van signaalwoorden herkennen en begrijpen in een gegeven leestekst.
-Aan het einde van de les kan ik de betekenis van enkele signaalwoorden in -een leestekst verklaren en begrijpen hoe ze de tekst structureren.
timer
35:00

Slide 18 - Diapositive

Afsluiting van de les.
-Wat vond je het meest nuttig of interessant aan de les vandaag?
-Is er iets waar je meer hulp bij nodig hebt of waarover je nog onduidelijkheid hebt?

Slide 19 - Diapositive