3.1 & 3.2
1 / 25
La durée de la leçon est: 80 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Wat is ook alweer het ezelsbruggetje om de productiefactoren te onthouden
Slide 5 - Question ouverte
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Je koopt een auto van 35.000. De auto gaat 5 jaar mee. De restwaarde is dan 5.000 euro. Bereken de afschrijving per jaar.
Slide 8 - Question ouverte
Slide 9 - Diapositive
De vaste kosten zijn 5,4 miljoen per jaar, de variabel 2 miljoen. De jaarproductie is 2.000.000 boeken. Bereken de kostprijs per hoesje
Slide 10 - Question ouverte
Slide 11 - Diapositive
De inkoopprijs van schoenen is 45 euro per stuk. De brutowinstmarge is 80%. De BTW is 21%. Bereken de verkoopprijs.
Slide 12 - Question ouverte
De inkoopprijs van schoenen is 45 euro per stuk. De brutowinstmarge is 80%. De BTW is 21%. Bereken de consumentenprijs.
Slide 13 - Question ouverte
Slide 14 - Diapositive
De consumentenprijs van een paar schoenen bedraagt 110 euro. Bereken de verkoopprijs.
Slide 15 - Question ouverte
De consumentenprijs van een kilo appels bedraagt 2,25 euro. Bereken de verkoopprijs
Slide 16 - Question ouverte
Slide 17 - Diapositive
Verkoopprijs 100 euro, afzet 20.000, inkoopprijs 50 euro, bedrijfskosten 500.000 euro. Bereken de nettowinst
Slide 18 - Question ouverte
Verkoopprijs is 100 euro, de afzet is 20.000. Bereken de omzet
Slide 19 - Question ouverte
Verkoopprijs is 100 euro, de inkoopprijs is 50 euro, de afzet is 20.000. Bereken de inkoopwaarde
Slide 20 - Question ouverte
Slide 21 - Diapositive
In een jaar produceert een fabriek 150.000 auto's. Er werken 250 mensen. Bereken de arbeidsproductiviteit per werknemers per maand.
