Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 15 min
Éléments de cette leçon
Quiz
Hoofdstuk criminaliteit
Slide 1 - Diapositive
Wat is criminaliteit?
A
Asociaal gedrag.
B
Alle overtredingen die in de wet staan.
C
Strafbare feiten die in de wet staan omschreven.
D
Strafbare feiten die minder erg zijn.
Slide 2 - Quiz
Een strafblad kan er voor zorgen dat je:
A
Bepaalde beroepen niet meer mag uitoefenen
B
Bepaalde opleidingen niet meer mag doen
C
Je geen VOG krijgt
D
Alle antwoorden zijn juist
Slide 3 - Quiz
Angst is een voorbeeld van..?
A
Materiële gevolgen van criminaliteit
B
Immateriële gevolgen van criminaliteit
Slide 4 - Quiz
Materiële gevolgen
Immateriële gevolgen
Kosten omdat er is ingebroken
Hogere prijzen voor producten en diensten
Gevoel van angst en onveiligheid
Kosten voor bestrijding criminaliteit
Normvervaging
Slide 5 - Question de remorquage
Je bent asociaal als je...
A
Geen rekening houdt met anderen
B
Een wetsregel overtreedt
Slide 6 - Quiz
voor een ..... krijg je altijd een strafblad
A
misdrijf
B
overtreding
Slide 7 - Quiz
Overtreding
Misdrijf
Slide 8 - Question de remorquage
Welk van deze factoren is géén risicofactor voor crimineel gedrag?
A
Groepsdruk
B
Het hebben van een relatie.
C
Slechte opvoeding
D
Spijbelen
Slide 9 - Quiz
Om welke risicofactor gaat het? Joris moet van zijn beste vriend een pakketje drugs op een afgesproken plek bezorgen.
A
Psychologische of gedragsproblemen
B
Drank en/of drugsgebruik
C
Een slechte opvoeding
D
Groepsdruk
Slide 10 - Quiz
Om welke risicofactor gaat het? De ouders van Pieter zijn gescheiden en naar Pieter wordt niet meer omgekeken. Hij kan doen en laten wat hij wil. Uit verveling heeft Pieter een handeltje in gestolen spullen.
A
Een slechte opvoeding
B
Drank en/of drugsgebruik
C
Psychologische of gedragsproblemen
D
Schooluitval
Slide 11 - Quiz
Welke risicofactor hoort bij de omschrijving?
Hieronder lees je een aantal omschrijvingen van risicofactoren. Hoe wordt dat genoemd?
Beschrijving
Risicofactor
Je bent zo in de war dat je niet meer weet waarom je een strafbaar feit hebt gepleegd.
Je gaat regelmatig niet naar school en hebt weinig te doen.
Je beste vriendin zegt dat je een sjaal mag stelen.
Je bent verslaafd aan alcohol en steelt een fles drank uit de supermarkt.
Je vader is snel boos op andere mensen. Als je uit gaat schop je regelmatig mensen in elkaar.
Psychische (gedrags)problemen
Schooluitval of spijbelen
Groepsdruk
Alcohol of drugs
Slechte opvoeding
Slide 12 - Question de remorquage
Wat is een verdachte?
A
Iemand die veel gedachten heeft
B
Iemand die misschien een delict heeft gepleegd
C
Iemand die verdacht wordt van goede daden
D
Iemand die verdacht wordt door zijn vrienden
Slide 13 - Quiz
Wie klaagt de verdachte aan?
A
de rechter
B
de verdachte
C
de advocaat
D
de officier van justitie
Slide 14 - Quiz
Als een verdachte voor de rechter moet komen, wordt de verdachte ...
A
Geseponeerd
B
Geschikt
C
Verdacht
D
Vervolgd
Slide 15 - Quiz
Wat is seponeren
A
Een beslissing van de officier van justitie om de zaak te laten rusten. Er volgt geen rechtszaak.
B
iemand wordt schuldig verklaard.
C
het omzetten van een straf naar een taakstraf.
D
het automatisch doorsturen van een zaak naar een hogere rechtbank.
Slide 16 - Quiz
Wie bepaalt of een verdachte naar de rechter moet?
A
Bureau Halt.
B
De officier van justitie.
C
De rechter zelf.
D
De politieagent die de verdachte arresteert.
Slide 17 - Quiz
Deze persoon helpt de verdachte in een rechtszaak
A
Officier van justitie
B
Advocaat
C
Rechter
D
Verdachte
Slide 18 - Quiz
Politie
Officier van justitie
Maakt een proces-verbaal.
Daagt een verdachte voor de rechter.
Arresteert de verdachte.
Legt een waarschuwing of boete op.
Slide 19 - Question de remorquage
Advocaat
Rechter
OvJ
Verdachte
Getuige
Slide 20 - Question de remorquage
Voor wie is bureau Halt bedoeld?
A
Voor jongeren tussen de 16 en 18 die een strafbaar feit begaan
B
Voor jongeren tussen de 16 en 18 die niet luisteren naar hun ouders.
C
Voor jongeren tussen de 12 en 18 die een strafbaar feit begaan
D
Voor jongeren tussen de 14 en 20 die een strafbaar feit begaan
Slide 21 - Quiz
Wat is het voordeel van Bureau Halt?
A
Je ouders zijn niet betrokken bij het proces
B
Je krijgt geen strafblad
C
Je krijgt geen straf
D
Je kunt eindeloos bij Halt terecht komen als minderjarige
Slide 22 - Quiz
Als je meewerkt met Halt
A
schrijft Halt een proces-verbaal.
B
komt er geen rechtszaak.
C
blijf je altijd een verdachte.
D
krijg je als beloning een strafblad.
Slide 23 - Quiz
Een rechtsstaat is een land waar:
A
de rechters de belangrijkste beslissingen nemen.
B
de rechten van verdachten en gevangenen in wetten geregeld zijn.
C
de rechters de rechten van gevangenen en verdachten bepalen.
D
de politie zich niet aan de wet hoeft te houden.
Slide 24 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1. Groepsdruk speelt vooral mee bij criminaliteit onder jongeren. 2. Bij vechtpartijen speelt alcohol een belangrijke rol.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.1 en 2 zijn beide onjuist.1 en 2 zijn beide onjuist.
Slide 25 - Quiz
Wat is het doel van straffen als iemand na het spuiten van graffiti, het zelf moet schoonmaken met een taakstraf?