Quiz criminaliteit

Criminaliteit
lessonup.app/code
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Criminaliteit
lessonup.app/code

Slide 1 - Diapositive

Wat is criminaliteit?
A
Asociaal gedrag.
B
Alle overtredingen die in de wet staan.
C
Alle misdrijven die in de wet staan.
D
Strafbare feiten die minder erg zijn.

Slide 2 - Quiz

Een strafblad kan er voor zorgen dat je:
A
Bepaalde beroepen niet meer mag uitoefenen
B
Bepaalde opleidingen niet meer mag doen
C
Je geen VOG krijgt
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 3 - Quiz

voor een ..... krijg je een strafblad
A
misdrijf
B
overtreding

Slide 4 - Quiz

Overtreding 
Misdrijf 

Slide 5 - Question de remorquage

Welk van deze factoren is géén risicofactor voor crimineel gedrag?
A
Groepsdruk
B
Het hebben van een relatie.
C
Slechte opvoeding
D
Spijbelen

Slide 6 - Quiz

Om welke risicofactor gaat het?
Joris moet van zijn beste vriend een pakketje drugs op een afgesproken plek bezorgen.
A
Psychologische of gedragsproblemen
B
Drank en/of drugsgebruik
C
Een slechte opvoeding
D
Groepsdruk

Slide 7 - Quiz

Om welke risicofactor gaat het?
De ouders van Pieter zijn gescheiden en naar Pieter wordt niet meer omgekeken. Hij kan doen en laten wat hij wil. Uit verveling heeft Pieter een handeltje in gestolen spullen.
A
Een slechte opvoeding
B
Drank en/of drugsgebruik
C
Psychologische of gedragsproblemen
D
Schooluitval

Slide 8 - Quiz

Welke risicofactor hoort bij de omschrijving?
Hieronder lees je een aantal omschrijvingen van risicofactoren. Hoe wordt dat genoemd? 
Beschrijving
Risicofactor
Je bent zo in de war dat je niet meer weet waarom je een strafbaar feit hebt gepleegd.
Je gaat regelmatig niet naar school en hebt weinig te doen.
Je beste vriendin zegt dat je een sjaal mag stelen.
Je bent verslaafd aan alcohol en steelt een fles drank uit de supermarkt.
Je vader is snel boos op andere mensen. Als je uit gaat schop je regelmatig mensen in elkaar.
Psychische (gedrags)problemen
Schooluitval of spijbelen
Groepsdruk
Alcohol of drugs
Slechte opvoeding

Slide 9 - Question de remorquage

Wat is een verdachte?
A
Iemand die veel gedachten heeft
B
Iemand die misschien een delict heeft gepleegd
C
Iemand die verdacht wordt van goede daden
D
Iemand die verdacht wordt door zijn vrienden

Slide 10 - Quiz

Wie klaagt de verdachte aan?
A
de rechter
B
de verdachte
C
de advocaat
D
de officier van justitie

Slide 11 - Quiz

Als een verdachte voor de rechter moet komen, wordt de verdachte ...
A
Geseponeerd
B
Geschikt
C
Verdacht
D
Vervolgd

Slide 12 - Quiz

Wie bepaalt of een verdachte naar de rechter moet?
A
Bureau Halt.
B
De officier van justitie.
C
De rechter zelf.
D
De politieagent die de verdachte arresteert.

Slide 13 - Quiz

Deze persoon helpt de verdachte
A
Officier van justitie
B
Advocaat
C
Rechter
D
Verdachte

Slide 14 - Quiz

Politie
Officier van justitie
Maakt een proces-verbaal.
Daagt een verdachte voor de rechter.
Arresteert de verdachte.
Legt een waarschuwing of boete op.

Slide 15 - Question de remorquage

Advocaat
Rechter
OvJ
Verdachte
Getuige

Slide 16 - Question de remorquage

Wie zegt wat in een rechtszaak?
officier van justitie
verdachte
advocaat
rechter
getuige
Ik wil tot slot nog zeggen dat het mij spijt
Ik kan niet met zekerheid zeggen dat het de verdachte was
Ik acht het ten laste gelegde bewezen
Gezien de ernst van het misdrijf vind ik dat de verdachte een hoge straf verdient
Ik hoop dat de rechter rekening wil houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte

Slide 17 - Question de remorquage

Voor wie is bureau Halt bedoeld?
A
Voor jongeren tussen de 16 en 18 die een strafbaar feit begaan
B
Voor jongeren tussen de 16 en 18 die niet luisteren naar hun ouders.
C
Voor jongeren tussen de 12 en 18 die een strafbaar feit begaan
D
Voor jongeren tussen de 14 en 20 die een strafbaar feit begaan

Slide 18 - Quiz

Wat is het voordeel van Bureau Halt?
A
Je ouders zijn niet betrokken bij het proces
B
Je krijgt geen strafblad
C
Je krijgt geen straf
D
Je kunt eindeloos bij Halt terecht komen als minderjarige

Slide 19 - Quiz

Als je meewerkt met Halt
A
schrijft Halt een proces-verbaal.
B
komt er geen rechtszaak.
C
blijf je altijd een verdachte.
D
krijg je als beloning een strafblad.

Slide 20 - Quiz

Wat is het doel van straffen als iemand na het spuiten van graffiti, het zelf moet schoonmaken met een taakstraf?
A
Afschrikken
B
Veiligheid in de samenleving
C
Wraak
D
Leren van zijn fout

Slide 21 - Quiz

Repressie betekent dat....
A
criminelen harder aangepakt moeten worden
B
criminaliteit voorkomen moet worden

Slide 22 - Quiz

Wat is GEEN voorbeeld van repressie
A
Meer agenten op straat
B
Meer gevangenisstraffen
C
Vaker taakstraffen uitdelen
D
Super snelrecht van relschoppers

Slide 23 - Quiz

Welke partijen zijn vooral voor repressie?
A
Linkse partijen
B
Rechtse partijen

Slide 24 - Quiz

Wat valt er onder het gedoogbeleid?
A
Prostitutie
B
Harddrugs
C
Softdrugs
D
Stelen

Slide 25 - Quiz

Wat bedoelen we met het woord gedoogbeleid?
A
Alle drugs zijn verboden
B
Cocaïne en heroïne zijn toegestaan
C
Harddrugs zijn verboden , softdrugs niet
D
Er mag niet op straat worden verkocht

Slide 26 - Quiz

Waar wil je nog
extra uitleg over?

Slide 27 - Carte mentale

nog maar een paar lessen

Slide 28 - Diapositive