oefentoets voor stevigheid en beweging

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Oefentoets voor stevigheid en beweging

Basisstof 1 

Bot                                                                      Kraakbeen

Sleep naar de botten die je 

ziet op de röntgenfoto:

* welke botten komen overeen met botten in het been? 

Spaakbeen

Elleboog

Ellepijp

middenhands

beentjes

handwortel

beentjes

Tekst

dijbeen

Botten van de voet

scheenbeen

kuitbeen

Botten van de hand

knieschjf

basisstof 2

Als deze stof uit het bot verdwijnt, dan wordt het bot veel te buigzaam

1. kalkzouten
2. lijmstof
3. water
4. bloed

De botten van een bejaarde hebben meer kalkzouten dan de botten van een baby.

1. juist
2. onjuist

In de botten van oudere mensen is de lijmstof in de botten...

1. toegenomen
2. afgenomen

De botten van kleine kinderen bevatten

dan de botten van ouderen mensen

lijmstof en                             kalk

meer

minder

Nee

Ja

7. Buigt een bot gemakkelijk, als je de kalk met zoutzuur uit het bot haalt?

Tekst

basisstof 3 

Houdt de botten bij elkaar en maakt gewrichtssmeer

Geeft extra versteviging en helpt mee op de botten op hun plaats te houden.

Dit draait in de gewrichtskom

Hierdoor kunnen botten soepel bewegen

Hierdoor kunnen botten soepel bewegen en voorkomt dat botten slijten 

Gewrichtskogel

Gewrichtskapsel

Kapselbanden

Gewrichtssmeer

Kraakbeen

Wat is de functie van gewrichtbanden?

1. soepel bewegen van het gewricht
2. houdt de 2 botten bij elkaar
3. zorgt voor extra stevigheid van het gewricht

sommige gewrichten moeten meer werk verrichten dan andere. Welk deel die het gewricht extra verstevigd, hebben deze gewrichten wel en andere gewrichten niet.

1. gewrichtskom
2. kraakbeen
3. gewrichtsband
4. gewrichtskapsel

Wat zit er om een gewricht heen om het gewricht op zijn plek te houden?

1. Gewrichtssmeer
2. Gewrichtskogel
3. Kapselbanden
4. Gewrichtskom

Een gewricht is ...

1. Beweeglijk
2. Beetje beweeglijk
3. niet beweeglijk.

Wat voor gewricht is dit?

1. Kogelgewricht
2. Rolgewricht
3. Scharniergewricht
4. Geen van allen

Rechts zie je een voorbeeld van een gewricht.

Welk type gewricht is dit?

1. kogelgewricht
2. scharniergewricht
3. rolgewricht

 In de afbeelding is een gewricht getekend.

 Welk gewricht?

1. Een heupgewricht.
2. Een kniegewricht.
3. Een schoudergewricht.
4. Een enkelgewricht.

Rechts zie je een voorbeeld van een gewricht.

Welk type gewricht is dit?

1. kogelgewricht
2. scharniergewricht
3. rolgewricht

basisstof 4 

Een spier heeft altijd een spier die tegenovergesteld werkt?

1. waar
2. niet waar

Wat is de antagonist van de spierbal op je bovenarm?

1. Biceps
2. Triceps
3. Kuitspier
4. Scheenspieren

Kippenvel ontstaat door spieren. Wat klopt over deze spieren?

1. De spieren zitten vast aan botten
2. De spieren bevinden zich in de huid
3. Het komt zowel voor dat deze spieren aan botten als aan de huid vast zitten

Als je een spier samentrekt, wordt de spier....

1. korter en dikker
2. langer en dunner
3. korter en dunner
4. langer en dikker

Als je een spier ontspant, wordt de spier....

1. korter en dikker
2. langer en dunner
3. korter en dunner
4. langer en dikker

Welke spier is de sterkste spier van je lichaam?

1. Je bovenbeenspier
2. Je hartspier
3. Je tong
4. De spieren in je vingers

basisstof 5

ruggenmerg

wervel (bot)

zenuw

Wat is een wervelkolom?

1. Ribben en borstbeen
2. Hals- borst- en lendenwervels
3. Schouderbladen en sleutelbeen
4. Heiligbeen en staartbeen

Wat wordt er beschermd door de wervelkolom?

1. Darmen
2. Hersenen
3. Zenuwen
4. Spieren

Welke functie heeft de wervelkolom voor het ruggenmerg?
De wervelkolom ...

1. beschermt het ruggenmerg
2. geeft stevigheid aan het ruggenmerg
3. geeft vorm aan het ruggenmerg
4. geleidt het ruggenmerg

De beenverbinding van de wervelkolom is...

1. Naadverbinding
2. Vergroeid bot
3. Gewricht
4. Kraakbeenverbinding

Wat voor vorm heeft je wervelkolom?

1. Een lus-vorm
2. Een S-vorm
3. Een dubbele N-vorm
4. Een dubbel S-vorm

Wat wordt gedragen door de wervelkolom?

1. De romp
2. De schedel
3. De borst
4. Het bekken