Taal thema 8

Taal Actief

Thema 8
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Taal Actief

Thema 8

Slide 1 - Diapositive

Functiewoorden
  • Lidwoord
  • Persoonlijk voornaamwoord
  • Bezittelijk voornaamwoord
  • Aanwijzend voornaamwoord
  • Voorzetsel
  • Voegwoord

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

De  jongen  brengt  zijn  zusjes  naar school.
Lidwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Voorzetsel

Slide 7 - Question de remorquage

Dat dorpje ligt in het land Vietnam.
Aanwijzend voornaamwoord
Voorzetsel
Lidwoord

Slide 8 - Question de remorquage

Welke soort is het rode woord?
Mijn broer is vandaag jarig.
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Aanwijzend voornaamwoord
C
Bezittelijk voornaamwoord
D
Voorzetsel

Slide 9 - Quiz

Schrijf alle voornaamwoorden op van de zin.
persoonlijk vnw., bezittelijk vnw. en aanwijzend vnw.

Ik zie mijn zus op die foto in dat boek.

Slide 10 - Question ouverte

Wat is het voegwoord in de zin:
De bel gaat, want de pauze is afgelopen.

Slide 11 - Question ouverte

Directe rede

Slide 12 - Diapositive

Zet in de zin de leestekens op de goede plaats:
Haar moeder zei kom op tijd thuis

Slide 13 - Question ouverte

Zet in de zin de leestekens op de goede plaats:
Ik geef je wat geld beloofde zijn oom

Slide 14 - Question ouverte

Bedrijvende en lijdende zin
In een bedrijvende zin is het onderwerp actief. Het voert de handeling van het gezegde uit. In een lijdende zin is dat niet zo.
Bedrijvend:
De leerlingen maken de toets.
Lijdend:
De toets wordt gemaakt door de leerlingen.

Slide 15 - Diapositive

Bedrijvende en lijdende zin
Je maakt van een bedrijvende zin een lijdende zin door van de persoonsvorm een voltooid deelwoord te maken en het werkwoord worden te gebruiken.
Het lijdend voorwerp van de bedrijvende zin wordt het onderwerp van de lijdende zin.
Het onderwerp van de bedrijvende zin komt achter door te staan in de lijdende zin.

Ibrahim kopt de bal. --> De bal wordt gekopt door Ibrahim.

Slide 16 - Diapositive

Is de volgende zin lijdend of bedrijvend?
De leerlingen werken aan het decor voor de musical.
A
Lijdend
B
Bedrijvend

Slide 17 - Quiz

Is de volgende zin lijdend of bedrijvend?
Tegenwoordig wordt afval goed 
door mensen gescheiden.

A
Lijdend
B
Bedrijvend

Slide 18 - Quiz

Zet de volgende zin in de bedrijvende vorm:
Goud wordt door David gezocht.

Slide 19 - Question ouverte

Zet de volgende zin in de lijdende vorm:
Pieter verkoopt brood op de markt.

Slide 20 - Question ouverte

Taalfouten
Hun kan nooit onderwerp van de zin zijn.
Hun hebben dat gedaan = fout
Zij hebben dat gedaan = goed
Een persoonlijk voornaamwoord is geen bezittelijk voornaamwoord.
Hij heeft me fiets gemaakt = fout
Hij heeft mijn fiets gemaakt = goed
Als gebruik je bij een overeenkomst: Even oud als hem.
Dan gebruik je bij een verschil: Ouder dan ik.

Slide 21 - Diapositive

Verbeter de zin.
In onze klas zitten meer jongens als meisjes.

Slide 22 - Question ouverte

Verbeter de zin:
Hun hebben een nieuwe auto.

Slide 23 - Question ouverte

Verbeter de zin:
Me moeder smeert mijn brood.

Slide 24 - Question ouverte