Het ordenen van organismen

1 / 17
suivant
Slide 1: Lien
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Lien

Planning:
  • Uitleg 
  • Aan het werk
  • Afsluiting

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Welk celonderdeel komt er NIET voor in een bacterie?
A
Celwand
B
Bladgroenkorrel
C
Celkern
D
Celmembraan

Slide 4 - Quiz

Ordenen
  • Ordenen = het indelen in groepen op basis van gemeenschappelijke kenmerken
Kenmerk = een eigenschap waaraan je een organisme kunt onderscheiden.

Slide 5 - Diapositive

Ordening

  • De eerste grote groepen die bij het indelen ontstaan zijn; domeinen.
  • Bacterie en eukaryoten zijn de 2 domeinen
  • Domeinen worden verder ingedeeld in rijken.

Slide 6 - Diapositive

  • Je kunt organismen indelen in hoofdgroepen en rijken. 
  • Je kunt de celkenmerken noemen van dieren, planten, schimmels en bacteriën. 
  • Je kunt de groepen noemen die ontstaan bij de verdere indeling van een rijk. 



Hoe zou je deze schoenen kunnen ordenen in 3 groepen?

Slide 7 - Diapositive

Prokaryoten
Eukaryoten

Slide 8 - Diapositive

Welke cel heeft geen celwand?
A
Dierlijkecel
B
Plantencel

Slide 9 - Quiz

Wat voor cel zien we hier?
A
Dierlijke cel
B
Plantaardige cel
C
Schimmelcel
D
Prokaryoot

Slide 10 - Quiz

Een schimmelcel lijkt op een plantencel. Welk celonderdeel heeft een schimmelcel NIET?
A
Celwand
B
Celmembraan
C
Bladgroenkorrel
D
Vacuole

Slide 11 - Quiz


Een dierlijke cel heeft:
A
wel een celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
B
wel een celkern -GEEN celwand - GEEN bladgroenkorrels
C
GEEN celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
D
GEEN celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels

Slide 12 - Quiz


Wat is waar?
A
Cel 1: plantaardige cel Cel 2: dierlijke cel
B
Cel 1: Bacterie Cel 2: dierlijke cel
C
Cel 1: dierlijke cel Cel 2: plantaardige cel
D
Cel 1: Schimmelcel Cel 2: plantaardige cel

Slide 13 - Quiz

Welk celonderdeel komt er voor in een bacterie?
A
Celwand
B
Celkern
C
Bladgroenkorrels

Slide 14 - Quiz


Een bacterie heeft:
A
wel een celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
B
wel een celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
C
GEEN celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
D
GEEN celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels

Slide 15 - Quiz

Adnane zegt: een bacterie is een organisme
Sami zegt: een bacterie is een cel
Selen zegt: een bacterie heeft weefsels
Wie heeft/hebben gelijk?

A
Adnane en Sami
B
Sami en Selen
C
Selen en Adnane
D
Alleen Adnane

Slide 16 - Quiz

Aan het werk
Opdracht 1 t/m 4 (blz. 84)

Slide 17 - Diapositive