Chapitre 1 connecté

Mardi 23 août
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Mardi 23 août

Slide 1 - Diapositive

jeudi 16 septembre ( 1ere heure) 
1. lire le Vocabulaire B + C et les phrases  ensemble
2. Quiz : vocabulaire A et B

 3.  C: fais exercice: 12, 13, 14 + oefenen 
slim stampen

Slide 2 - Diapositive

leerdoelen na Paragraaf B en C
1.  Kun je een gesprek over social media begrijpen.
2. Kun je vertellen over social media.
3. Weet je dat de : e, d, t, s aan het woord meestal niet uitspreekt.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Vertaal de volgende woorden naar het Nederlands (voc. A) :
- être d'accord.
- suivre
- Il faut
- laisser

Slide 5 - Question ouverte

Vertaal naar het Frans (voc. A) :
- Het wachtwoord
-dat werkt
- de afspraak
- nieuw

Slide 6 - Question ouverte

Vertaal naar het Nederlands ( voc. B)
- le jeune
-au moins
- tous les jours
- améliorer

Slide 7 - Question ouverte

jeudi 16 septembre ( 2ème  heure) 
1. Grammaire: bijvoeglijk naamwoord
2. fais les exercices: 15 t/m 18

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

les devoirs
- Fais les exercices de bron D: 15 t/m 18
- Apprends: les phrases - clés de C (FN-NF) 
- Révise : voc. A et B

Slide 14 - Diapositive

SALUT !

Slide 15 - Diapositive

Chapitre 1: connecté   
le 23 septembre 
Le programme 1ère heure:
1. Oefenen met slim stampen: voc.A,B+ C en D
2. Finis les exercices t/m 21 ( werk aan je achterstand)
Le 2ème heure: 
1. Quiz
2. Bron F : fais les exercices 22, 23, 24,25

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Vertaal :
1. het wachtwoord
2. het bord:
3; jij volgt

Slide 18 - Question ouverte

vertaal:
1. de jongere
2. ten minste
3.in het begin
4. het account

Slide 19 - Question ouverte

vertaal naar het Nederlands:
1. Tu publies beaucoup de photos?
2. tu suis aussi des personnes connues?

Slide 20 - Question ouverte

traduis:
1. Ik volg geen sterren
2. Ik volg veel zangers.

Slide 21 - Question ouverte

Slide 22 - Diapositive

Kies de juiste vorm:
L'actrice est (mooi)
A
beaux
B
belles
C
belle
D
beau

Slide 23 - Quiz

Kies de juiste vorm:
Les sacs sont (nieuw)
A
nouveau
B
nouvelles
C
nouvelle
D
nouveaux

Slide 24 - Quiz

Kies de juiste vorm:
Mon grand-père est (oud)
A
vieux
B
vieille
C
vieilles
D
vieu

Slide 25 - Quiz

Kies de juiste vorm:
Marianne est (verdrietig)
A
tristee
B
tristes
C
tristees
D
triste

Slide 26 - Quiz

Kies de juiste vorm en de plaats:
Les .........sacs......... (nieuw)
A
les nouveaux sacs
B
les nouvelles sacs
C
les nouvelles sacs
D
les sacs nouveaux

Slide 27 - Quiz

Kies de juiste vorm en de plaats :
Mon ...........grand-père...... (oude)
A
Mon grand - père vieux
B
Mon père - vieille
C
Mon grand -père- vieilles
D
Mon vieux grand- père

Slide 28 - Quiz

Mercredi le 30 septembre  
A. Première heure:
1 - Uitleg Bron H : regelmatige werkwoorden met "re"
In de présent + passé composé.
2. Fais les exercices: 29, 30, 31, 32.

B. Deuxième heure:
1. Oefen met slim stampen met vocabulaire E en F en de phrases-clés G ( tot dat jij 100% bereikt!)
2. Oefen samen nog met de gesprekken van opdr. 26 .

Slide 29 - Diapositive

leerdoelen
Grammaire et écrire:
Aan het eind van deze paragraaf kun je:
- werkwoorden op -re gebruiken: goed vervoegen in de tegenwoordig tijd en de voltooid tijd.

Slide 30 - Diapositive

Regelmatige werkwoorden op -re
Voorbeelden van werkwoorden op -re: 
vendre (verkopen), rendre (teruggeven), attendre (wachten), répondre (antwoorden), descendre (uitstappen), perdre (verliezen).

Slide 31 - Diapositive

le présent = Tegenwoordig Tijd
De stam van de regelmatige werkwoorden op -re krijg je door -re weg te laten. Zet de uitgang achter de stam. 
Répondre = antwoorden
Je réponds = ik antwoord
Tu réponds = jij antwoordt
Il/elle/on répond = hij/zij antwoordt, men antwoordt
Nous répondons = wij antwoorden
Vous répondez = u antwoordt, jullie antwoorden
Ils/elles répondent = zij antwoorden

Slide 32 - Diapositive

Voltooid tijd= Passé composé 
Let op! Het voltooid deelwoord (passé composé) van de werkwoorden op -re eindigt op een -u.
Tu as entendu cela? = Heb je dat gehoord?
Il a rendu le livre? = Heeft hij het boek teruggegeven?

Slide 33 - Diapositive

welk antwoord klopt?
A
Je répond à ta question
B
Je réponde à ta question
C
Je réponds à ta queston

Slide 34 - Quiz

Welke zin klopt?
A
Vous vendrez la maison?
B
Vous vendez la maison?
C
Vous vendent la maison?

Slide 35 - Quiz

Zij hebben de wedstrijd verloren.
A
ils ont perdé le match
B
ils ont perdre le match
C
ils ont perdu le match

Slide 36 - Quiz

vertaal:
Hij wacht (attendre)

Slide 37 - Question ouverte

vertaal:
zij antwoorden (répondre)

Slide 38 - Question ouverte

Vertaal:
Jij hebt teruggegeven (rendre)

Slide 39 - Question ouverte