Pyramus en Thisbe tekst 2

Pyramus een Thisbe
Tekst b regel 65-70: de scheur in de tussenmuur
1 / 54
suivant
Slide 1: Diapositive
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4,5

Cette leçon contient 54 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Pyramus een Thisbe
Tekst b regel 65-70: de scheur in de tussenmuur

Slide 1 - Diapositive

Wat zijn de pv's in de volgende zin: Fissus erat tenui rima, quam duxerat olim,
cum fieret, paries domui communis utrique.

Slide 2 - Question ouverte

Wat is het onderwerp bij erat?
A
paries t/m utrique
B
(tenui) rima
C
domui communis utrique
D
fissus

Slide 3 - Quiz

Vertaal: Fissus erat, paries domui communis utrique

Slide 4 - Question ouverte

Waarnaar verwijst quam?
A
fissus
B
tenui
C
rima

Slide 5 - Quiz

Vertaal: Fissus erat tenui rima, quam duxerat olim,
cum fieret, paries domui communis utrique.

Slide 6 - Question ouverte

Wat zijn de pv's in de volgende zinnen: Id vitium nulli per saecula longa notatum - quid non sentit amor? - primi vidistis amantes et ocis fecistis iter, tutaeque per illud
murmure blanditiae minimo transire solebant.

Slide 7 - Question ouverte

wat is het onderwerp van vidistis?

Slide 8 - Question ouverte

Wat is het lv bij vidistis?
A
amantes
B
id vitium
C
saecula longa
D
primi

Slide 9 - Quiz

Vertaal: Id vitium t/m vidistis (zonder het tussenzinntje)

Slide 10 - Question ouverte

Vertaal: quid non sentit amor?

Slide 11 - Question ouverte

Wat voor naamval is amantes?
A
nom
B
gen
C
dat
D
voc

Slide 12 - Quiz

Wat is het lv bij fecistis?
A
iter
B
vocis
C
amantes
D
geen lv

Slide 13 - Quiz

Vertaal: et vocis fecistis iter;

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het onderwerp bij solebant?
A
tutae
B
blanditiae
C
murmure minimo
D
illud

Slide 15 - Quiz

Wat voor aanvulling verwacht je nog bij solebant?

Slide 16 - Question ouverte

Welke naamval is murmure minimo?
A
gen
B
dat
C
abl
D
voc

Slide 17 - Quiz

Vertaal: tutaeque per illud murmure blanditiae minimo transire solebant.

Slide 18 - Question ouverte

Wat zijn de persoonsvormen in de volgende regels: Saepe, ubi constiterant hinc Thisbe, Pyramus illinc,
inque vices fuerat captatus anhelitus oris,

Slide 19 - Question ouverte

Welke tijd is consisterant?
A
praes
B
perf
C
pqpf
D
fut

Slide 20 - Quiz

Wat is het onderwerp bij consisterant?

Slide 21 - Question ouverte

Vertaal: Saepe, ubi constiterant hinc Thisbe, Pyramus illinc,

Slide 22 - Question ouverte

Wat is het onderwerp bij fuerat?
A
captatus
B
anhelitus (oris)
C
vices
D
zit in het werkwoord

Slide 23 - Quiz

Wat voor functie heeft captatus?
A
naamwoordelijke rest
B
lv
C
bwb

Slide 24 - Quiz

Vertaal: inque vices fuerat captatus anhelitus oris,

Slide 25 - Question ouverte

Wat zijn de pv's: 'Invide', dicebant, 'paries, quid amantibus obstas?

Slide 26 - Question ouverte

Wie zijn hier aan het woord?

Slide 27 - Question ouverte

Wat voor naamval is invide paries?
A
nominativus
B
vocativus
C
ablativus
D
imperativus

Slide 28 - Quiz

Vertaal: 'Invide', dicebant, 'paries, quid amantibus obstas?

Slide 29 - Question ouverte

Wat zijn de pv's: Quantum erat, ut sineres toto nos corpore iungi aut, hoc si nimium est, vel ad oscula danda pateres!

Slide 30 - Question ouverte

Vertaal: Quantum erat

Slide 31 - Question ouverte

Waarom staat sineres in de coniunctivus?
A
doel
B
aansporing
C
reden
D
tijd

Slide 32 - Quiz

Wat voor vorm is iungi?
A
infinitief
B
ppp
C
gerundium
D
coniuctief doel

Slide 33 - Quiz

Vertaal: ut sineres toto nos corpore iungi aut,

Slide 34 - Question ouverte

Vertaal: hoc si nimium est

Slide 35 - Question ouverte

Waarom staat pateres in de coniunctivus?
A
aansporing
B
doel
C
reden
D
tijd

Slide 36 - Quiz

Wat voor vorm is danda?
A
gerundium
B
gerundivum

Slide 37 - Quiz

Hoe kun je het antwoord op de vorige vraag weten? (twee redenen)

Slide 38 - Question ouverte

Vertaal: vel ad oscula danda pateres!

Slide 39 - Question ouverte

Vertaal: Nec sumus ingrati:

Slide 40 - Question ouverte

Wat zijn de pv's: tibi nos debere fatemur, quod datus est verbis ad amicas transitus aures.'

Slide 41 - Question ouverte

Vertaal: nec sumus ingrati:

Slide 42 - Question ouverte

Wat voor vorm is fatemur?
A
praesens actief
B
praesens passief
C
perfectum actief
D
perfectum passief

Slide 43 - Quiz

Fatemur is passief maar wordt actief vertaald. Hoe noem je dit?

Slide 44 - Question ouverte

Wat voor constructie verwacht je na fatemur?

Slide 45 - Question ouverte

Geef de a en de i aan van de AcI.

Slide 46 - Question ouverte

Vertaal: tibi nos debere fatemur,

Slide 47 - Question ouverte

Vertaal: quod datus est verbis ad amicas transitus aures.

Slide 48 - Question ouverte

pv's: Talia diversa nequiquam sede locuti sub noctem dixere:

Slide 49 - Question ouverte

waarmee congrueert locuti?
A
talia
B
diversa sede
C
onderwerp van de pv
D
nequiquam

Slide 50 - Quiz

Vertaal: Talia diversa nequiquam sede locuti sub noctem dixere: 'Vale'
(diversa sede = vanaf hun verschillende plaats)

Slide 51 - Question ouverte

Wat voor vorm is dedere?

Slide 52 - Question ouverte

wat voor vorm is pervenientia en waarmee congrueert het?
A
ppp bij oscula
B
ppa bij oscula
C
ppp bij contra
D
ppa bij contra

Slide 53 - Quiz

Vertaal: partique dedere oscula quisque suae non pervenientia contra.

Slide 54 - Question ouverte