Huiswerkles 4 Medisch rekenen I - mg, pr/pr, opl., verd. en Internationale Eenheden
Theorieles 4 behandeld?
Je hebt zojuist Theorieles 4 behandeld in de les (of deze zelfstandig bestudeerd).
Deze theorie is nodig voordat je van start gaat met deze huiswerkles!
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
Medisch rekenenMBOStudiejaar 4
Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 120 min
Éléments de cette leçon
Theorieles 4 behandeld?
Je hebt zojuist Theorieles 4 behandeld in de les (of deze zelfstandig bestudeerd).
Deze theorie is nodig voordat je van start gaat met deze huiswerkles!
Slide 1 - Diapositive
Huiswerkles 4
1. Milligrammen
2. Procenten/promille
3. Oplossingen
4. Verdunningen
5. Internationale eenheden
Slide 2 - Diapositive
Uitleg nodig?
Typ een willekeurige toets (laat het invulveld dus niet leeg) en sla je antwoord op.
Daarna kun je klikken op de knop UITLEG.
Hierin staat de som volledig uitgeschreven.
Op deze manier kun je jezelf ook direct controleren.
Slide 3 - Diapositive
Onderdeel milligrammen
De volgende sommen gaan over het onderdeel milligrammen.
Slide 4 - Diapositive
1. Aanwezig aramine ampullen 10 mg/ml. De patiënt krijgt 7,5 mg toegediend, hoeveel ml geef je dan? Rond je antwoord af op één decimaal (één getal achter de komma)
Slide 5 - Question ouverte
2. Je moet 6 mg decadron injecteren, je hebt ampullen van 20 mg/ml Hoeveel ml?
Slide 6 - Question ouverte
3. Aanwezig: morfine 15mg/ml. De zorgvrager dient 5 mg te krijgen. Hoeveel ml dien je de zorgvrager toe ? Rond af op één decimaal
Slide 7 - Question ouverte
4. Je moet 200 mg oplossen in 4 ml. Je moet 200 mg injecteren. Hoeveel ml?
Slide 8 - Question ouverte
LET OP! Dit zijn TWEE SOMMEN: 5. Aanwezig ampullen van 10ml (1ml = 25 mg). De patiënt krijgt 35 mg per dag toegediend. A. hoeveel ml geef je per dag? B. Hoeveel VOLLE ampullen heb je nodig voor een maand (30dagen)?
Slide 9 - Question ouverte
Onderdeel procenten/promille
De volgende sommen gaan over het onderdeel procenten en promille
Slide 10 - Diapositive
6. In voorraad een ampul met 5 ml morfine 3%. Je moet 60 mg geven, hoeveel ml spuit je? Rond je antwoord af op één decimaal
Slide 11 - Question ouverte
7. Een zorgvrager moet 3000 mg hebben. Op de ampul staat 35%. Hoeveel ml geef je? Rond je antwoord af op één decimaal.
Slide 12 - Question ouverte
8. je hebt een 3% oplossing je moet 30 mg injecteren. Hoeveel ml?
Slide 13 - Question ouverte
9. Hoeveel ampullen zijn er nodig voor een maand (30dagen) als een zorgvrager per dag 4mg Aramine moet krijgen uit een ampul van 2ml met 1%?
Slide 14 - Question ouverte
10. Hoeveel ampullen zijn er nodig voor twee maanden (60dagen) als een zorgvrager per dag 10mg werkzame stof moet krijgen uit een ampul van 2,5ml met 2,5%? Zorg altijd voor voldoende voorraad.
Slide 15 - Question ouverte
Onderdeel oplossingen
De volgende sommen gaan over het onderdeel oplossingen
Slide 16 - Diapositive
11. Je moet 300 ml glucose-oplossing 2,5% maken. Hoeveel gram glucose heb je nodig?
Slide 17 - Question ouverte
12. Iemand heeft 1,5 liter suikeroplossing. Zij moet deze 4% maken. Hoeveel gram suiker heb je hiervoor nodig?
Slide 18 - Question ouverte
13. Je hebt 5 liter Halamid oplossing 0,1% Hoeveel gr Halamid zit hierin?
Slide 19 - Question ouverte
14. Je hebt 1 dl Lyortholoplossing 5%. Hoeveel gr Lyorthol zit hierin?
Slide 20 - Question ouverte
15. Op de afdeling is de voorraad fysiologisch zout op, aan jou wordt gevraagd om met gedestilleerd water en keukenzout een oplossing te maken, je moet 5 zakken van 500 ml 0,4% Nacl maken. a Hoeveel gram zout heb je nodig per zak? b Hoeveel gram zout heb je in totaal voor alle zakken nodig?
Slide 21 - Question ouverte
Onderdeel verdunningen
De volgende sommen gaan over het onderdeel verdunningen
Slide 22 - Diapositive
16. Je hebt een voorraad van een desinfecteermiddel met een concentratie van 40%. Je wilt deze verdunnen naar een oplossing van 5 %. Er is je gevraagd om een hoeveelheid van 2 liter aan te maken. Hoeveel heb je van het desinfecteermiddel nodig?
Slide 23 - Question ouverte
17. Je hebt een glucoseoplossing van 20%. Je moet een verdunning maken met een oplossing van 2% Er is je gevraagd om 800 ml klaar te maken. a. Hoeveel glucoseoplossing gebruik je uit de voorraad? b. Hoeveel water moet er worden toegevoegd?
Slide 24 - Question ouverte
18. Je hebt een glucoseoplossing van 25%. Je moet een verdunning maken met een oplossing van 5% Er is je gevraagd om 2 liter klaar te maken. a. Hoeveel glucoseoplossing gebruik je uit de voorraad? b. Hoeveel water moet er worden toegevoegd?
Slide 25 - Question ouverte
19. Je hebt een glucoseoplossing van 25%. Je moet een verdunning maken met een oplossing van 2% Er is je gevraagd om 500 ml klaar te maken. a. Hoeveel glucoseoplossing gebruik je uit de voorraad? b. Hoeveel water moet er worden toegevoegd?
Slide 26 - Question ouverte
20. Je hebt een glucoseoplossing van 15%. Je moet een verdunning maken met een oplossing van 3% Er is je gevraagd om 1,5 liter klaar te maken. a. Hoeveel glucoseoplossing gebruik je uit de voorraad? b. Hoeveel water moet er worden toegevoegd?
Slide 27 - Question ouverte
Onderdeel Internationale Eenheden
De volgende sommen gaan over het onderdeel internationale eenheden
Slide 28 - Diapositive
25. Een patiënt krijgt 3 keer daags 18 IE insuline toegediend. In een ampul zit 10 ml 100IE/ml. Jij moet voor twee maanden ampullen bestellen bij de apotheek (1 maand is 30 dagen). Oude voorraad is op. a Hoeveel ml insuline injecteer je per keer b Hoeveel ampullen bestel je voor deze patiënt ?
Slide 29 - Question ouverte
21. De bloedsuikerwaarden van mw. Van Benthem zijn ontregeld. Je moet haar daarom 40 IE Actrapid toedienen. Je hebt een injectieflacon Actrapid die 100 IE/ ml bevat Hoeveel ml Actrapid geef je?
Slide 30 - Question ouverte
22. Een zorgvrager met diabetes moet je om 17.00 uur 41 IE Insuline spuiten. Aanwezig is een 5 ml ampul Insuline met 100 IE/ml. Hoeveel ml spuit je?
Slide 31 - Question ouverte
23. Een flesje Penicilline bevat 600.000 I.E in poedervorm . Dit wordt opgelost in 5 ml vloeistof. Een zorgvrager krijgt 180.000 eenheden toegediend. Hoeveel ml geef je?
Slide 32 - Question ouverte
24. Je hebt een flacon Bicilline van 1.200.000 IE. Dit los je op in 3 ml. Er moet 400.000 IE gespoten worden. Hoeveel ml injecteer je?