Huiswerkles 3 Medisch rekenen I - mg, pr/pr, opl. en verdunningen

• Medisch rekenen
• MBO
• Studiejaar 4

Theorieles 3 behandeld? 

Je hebt zojuist Theorieles 3 behandeld in de les (of deze zelfstandig bestudeerd). 

Deze theorie is nodig voordat je van start gaat met deze huiswerkles! 

Huiswerkles 3

1. Milligrammen

2. Procenten/promille

3. Oplossingen

4. Verdunningen

5. Internationale eenheden

Uitleg nodig?

Typ een willekeurige toets (laat het invulveld dus niet leeg) en sla je antwoord op.

Daarna kun je klikken op de knop UITLEG.

Hierin staat de som volledig uitgeschreven. 

Op deze manier kun je jezelf ook direct controleren. 

Onderdeel milligrammen 

De volgende sommen gaan over het onderdeel milligrammen. 

1. Aanwezig aramine ampullen 10 mg/ml.
De patiënt krijgt 7,5 mg toegediend,
hoeveel ml geef je dan?
Rond je antwoord af op één decimaal (één getal achter de komma)

2. Je moet 6 mg decadron injecteren, je hebt ampullen van 20 mg/ml
Hoeveel ml?

3. Aanwezig: morfine 15mg/ml.
De zorgvrager dient 5 mg te krijgen.
Hoeveel ml dien je de zorgvrager toe ?
Rond af op één decimaal

4. Je moet 200 mg oplossen in 4 ml. Je moet 200 mg injecteren. Hoeveel ml?

LET OP! Dit zijn TWEE SOMMEN:
5. Aanwezig ampullen van 10ml (1ml = 25 mg).
De patiënt krijgt 35 mg per dag toegediend.
A. hoeveel ml geef je per dag?
B. Hoeveel VOLLE ampullen heb je nodig voor een maand (30dagen)?

Onderdeel procenten/promille

De volgende sommen gaan over het onderdeel procenten en promille 

6. In voorraad een ampul met 5 ml morfine 3%.
Je moet 60 mg geven, hoeveel ml spuit je?

7. Een zorgvrager moet 3000 mg hebben. Op de ampul staat 35%.
Hoeveel ml geef je?
Rond je antwoord af op één decimaal.

8. je hebt een 3% oplossing je moet 30 mg injecteren. Hoeveel ml?

9. Hoeveel ampullen zijn er nodig voor een maand (30dagen) als een zorgvrager per dag 4mg Aramine moet krijgen uit
een ampul van 2ml met 1%?

10. Hoeveel ampullen zijn er nodig voor twee maanden (60dagen) als een zorgvrager per dag 10mg werkzame stof moet krijgen uit
een ampul van 2,5ml met 2,5%?
Zorg altijd voor voldoende voorraad.

Onderdeel oplossingen

De volgende sommen gaan over het onderdeel oplossingen 

11. Je moet 300 ml glucose-oplossing 2,5% maken. Hoeveel gram glucose heb je nodig?

12. Iemand heeft 1,5 liter suikeroplossing. Zij moet deze 4% maken. Hoeveel gram suiker heb je hiervoor nodig?

13. Je hebt 5 liter Halamid oplossing 0,1% Hoeveel gr Halamid zit hierin?

14. Je hebt 1 dl Lyortholoplossing 5%. Hoeveel gr Lyorthol zit hierin?

15. Op de afdeling is de voorraad fysiologisch zout op, aan jou wordt gevraagd om met gedestilleerd water en keukenzout een oplossing te maken, je moet 5 zakken van 500 ml 0,4% Nacl maken.
a Hoeveel gram zout heb je nodig per zak?
b Hoeveel gram zout heb je in totaal voor alle zakken nodig?

Onderdeel verdunningen

De volgende sommen gaan over het onderdeel verdunningen

16. Je hebt een voorraad van een desinfecteermiddel met een concentratie van 40%.
Je wilt deze verdunnen naar een oplossing van 5 %.
Er is je gevraagd om een hoeveelheid van 2 liter aan te maken.
Hoeveel heb je van het desinfecteermiddel nodig?

17. Je hebt een glucoseoplossing van 20%.
Je moet een verdunning maken met een oplossing van 2%
Er is je gevraagd om 800 ml klaar te maken.
a. Hoeveel glucoseoplossing gebruik je uit de voorraad?
b. Hoeveel water moet er worden toegevoegd?

18. Je hebt een glucoseoplossing van 25%.
Je moet een verdunning maken met een oplossing van 5%
Er is je gevraagd om 2 liter klaar te maken.
a. Hoeveel glucoseoplossing gebruik je uit de voorraad?
b. Hoeveel water moet er worden toegevoegd?

19. Je hebt een glucoseoplossing van 25%.
Je moet een verdunning maken met een oplossing van 2%
Er is je gevraagd om 500 ml klaar te maken.
a. Hoeveel glucoseoplossing gebruik je uit de voorraad?
b. Hoeveel water moet er worden toegevoegd?

20. Je hebt een glucoseoplossing van 15%.
Je moet een verdunning maken met een oplossing van 3%
Er is je gevraagd om 1,5 liter klaar te maken.
a. Hoeveel glucoseoplossing gebruik je uit de voorraad?
b. Hoeveel water moet er worden toegevoegd?

Einde

Dit is het einde van huiswerkles 1. 

Je hebt geoefend met: 

1. Milligrammen

2. Procenten/promille

3. Oplossingen

4. Verdunningen

5. Internationale eenheden