grammatica herhalen 3.7 en 3.8 B1E

• Nederlands
• Voortgezet speciaal onderwijs

naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde? (3.7)

EN: zww, hww en kww (3.8)

Lesplanning

Weektaak week 6: helder voor iedereen?

Oefenen met naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde en met zelfstandig werkwoord (zww), hulpwerkwoord (hww) en koppelwerkwoord (kww).

Werken aan de weektaak week 6

so volgende week vrijdag: 12 februari! (telt 2x mee)

Die cd van Famke Louise is erg goed.

Zit er in deze zin een naamwoordelijk gezegde?

1. Ja
2. Nee

Die cd van Famke Louise is erg goed.

Wat is het naamwoordelijk gezegde?

1. is
2. is erg goed
3. die cd is goed
4. erg goed

We gaan vanavond dansen op de dansvloer!

Zit er in deze zin een naamwoordelijk gezegde?

1. Ja
2. Nee

We gaan vanavond dansen op de dansvloer!

Wat is in deze zin het werkwoordelijk gezegde?

1. gaan
2. dansen op de dansvloer
3. gaan dansen
4. gaan dansen op de dansvloer

Die jongen met dat rode gezicht bleef iets te lang onder de zonnebank.

Wat is in deze zin het werkwoordelijk gezegde?

1. bleef
2. bleef onder
3. bleef te lang
4. bleef te lang onder de zonnebank

Hoe blijf jij in vredesnaam zo slank?

Zit er in deze zin een naamwoordelijk gezegde?

1. Ja
2. Nee

Hoe blijf jij in vredesnaam zo slank?

Wat is het naamwoordelijk gezegde in deze zin?

1. blijf jij zo slank
2. blijf zo slank
3. blijf in vredesnaam
4. blijf in vredesnaam zo slank

8. Wat is in de volgende zin het werkwoordelijk gezegde?

Heb jij de tekst over de oorzaken van brandwonden gelezen?

10. Wat is in de volgende zin het werkwoordelijk gezegde?

Bij huidtransplantaties kunnen stukjes huid van andere plekken worden gebruikt.

Wat is het ng in de zin:
De pepernoten zijn hard en groen geworden.

1. zijn hard en groen
2. zijn hard geworden
3. zijn hard en groen geworden
4. worden hard en groen

Wat is het ng in de zin:
De pepernoten zijn geel en groen geverfd.

1. zijn geel en groen geverfd
2. zijn geel en groen
3. zijn geel geverfd zijn groen geverfd
4. er is geen ng

In een zin met een ng staat NOOIT een:

1. pv
2. ow
3. lv
4. mw

Een ng heeft altijd een

1. naamwoordelijk deel
2. een werkwoordelijk deel
3. een zelfstandig naamwoord
4. een naamwoordelijk en een werkwoordelijk deel

Wat is het ng in de zin:
Deze ingewikkelde vraag blijkt ons veel te lastig.

1. blijkt veel te lastig
2. blijkt ons veel te lastig
3. blijkt lastig
4. heeft geen ng

Welke zin heeft géén ng?

1. Het schijnt heel erg koud te zijn in de kelder.
2. In Spanje schijnt de zon altijd uitbundig.
3. Vaak schijnt een dagje pretpark teleurstellend te zijn.
4. Motorracen schijnt een gevaarlijke sport te zijn.

welk ww is géén koppelwerkwoord?

1. blijven
2. voorkomen
3. hebben
4. heten

Welk ww is géén koppelwerkwoord?

1. kijken
2. blijken
3. lijken
4. schijnen

In een ng komt altijd een kww voor

1. waar
2. niet waar
3. soms
4. hangt van het onderwerp af

In een ng komt nooit een zww voor

1. waar
2. niet waar
3. soms
4. hangt van het onderwerp af

Benoem in de volgende zin het zww, hww en kww.
Ik heb gisteren een appel gegeten.

Benoem in de volgende zin het zww, hww en kww.
Onze nieuwe juf blijkt heel aardig te zijn.