H4.7: Spieren

Goedemorgen!
This is the place to   Bio
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Goedemorgen!
This is the place to   Bio

Slide 1 - Diapositive

H4.7: Spieren

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen

  1. Je kunt uitleggen hoe de samenwerking tussen zenuwstelsel, botten en spieren tot beweging kan leiden.
  2. Je kent de verschillen tussen gladde spieren en dwarsgestreepte spieren en je kunt aangeven waar je deze twee typen spieren in je lichaam vindt.
  3. Je kunt aan de hand van een afbeelding uitleggen hoe een impuls tot spiersamentrekking leidt.

Slide 3 - Diapositive

3 typen spieren
Verschillen in lokatie, bouw en in aansturing
Skeletspieren - bevestigd aan botten, dwarsgestreept/ bundels, bewust
Hartspieren - in het hart, dwarsgestreept/ netstructuur - onbewust
Gladde spieren - rond organen, glad - onbewust

Slide 4 - Diapositive

Skeletspieren (1)
Skeletspieren bestaan uit dwarsgestreept spierweefsel en zijn bevestigd aan de botten met een pees.

Slide 5 - Diapositive

Skeletspieren (2)
Dwarsgestreept spierweefsel zorgen voor bewuste bewegingen.

Staan onder invloed van het animale zenuwstelsel.

Werken snel, maar raken ook sneller vermoeid.

Slide 6 - Diapositive

in dwarsgestreept spierweefsel (skeletspieren)

Slide 7 - Diapositive

Gladde spieren
Gladde spieren zijn niet bevestigd aan het skelet en werken buiten het bewustzijn.

Staan onder invloed van het autonome zenuwstelsel

Werken trager dan skeletspieren, maar raken niet snel vermoeid.

Slide 8 - Diapositive

Menselijk skelet (1)
Het menselijk skelet: 
  • dient als kapstok voor andere lichaamsdelen
  • Biedt steun
  • Biedt tegenwicht tegen de zwaartekracht
  • Maakt beweging mogelijk 

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Menselijk skelet (2)
  • 1 = schedel; 
  • 2 = bovenkaak; 
  • 3 = onderkaak; 
  • 4 = nekwervels; 
  • 5 = sleutelbeen; 
  • 6 = borstbeen; 
  • 7 = schouderblad; 
  • 8 = opperarmbeen; 
  • 9 = ribben; 
  • 10 = borstwervels; 
  • 11 = lendenwervels; 
  • 12 = bekken;
  • 13 = heiligbeen; 
  • 14 = staartbeen; 
  • 15 = zitbeen; 
  • 16 = schaambeen; 
  • 17 = spaakbeen; 
  • 18 = ellepijp; 
  • 19 = handbeentjes; 
  • 20 = dijbeen; 
  • 21 = knieschijf; 
  • 22 = kuitbeen; 
  • 23 = scheenbeen; 
  • 24 = voetbeentjes
Meer oefenen? Klik hier!

Slide 11 - Diapositive

Gewrichten (1)
Een gewricht is een (goed) beweegelijke verbinding tussen twee aangrenzende botten.

Gewrichten passen in elkaar dankzij de gewrichtskogel en de gewrichtskom.

Slide 12 - Diapositive

3 soorten gewrichten
Bewegingsmogelijkheden per gewricht
Meer oefenen? Klik hier!

Slide 13 - Diapositive

Gewrichten (2)
De gewrichtsbanden houden de botten op hun plek.

Als een bot uit zijn gewrichtsband schiet is deze ontwricht of uit de kom

Slide 14 - Diapositive

Oefening 1 

gewrichtskop
gewrichtsband
gewrichtskapsel
gewrichtsslijm
gewrichtskraakbeen
gewrichtskom

Slide 15 - Diapositive

Oefening 2
gewrichtskop
gewrichtsband
gewrichtskapsel
gewrichtsslijm
gewrichtskraakbeen
gewrichtskom

Slide 16 - Diapositive

Dwarsgestreepte spieren
In het cytoplasma van een contractiele eenheid bevinden zich twee draadvormige eiwitten: actine en myosine.

Spieren kunnen actief korter worden, maar niet langer

Slide 17 - Diapositive

Motorische eenheid
Zenuwen die een spier aansturen vertakken zich tot het motorisch eindplaatje.

Een motorisch eindplaatje is verbonden met een eigen spiervezel.

Motorische eenheid = Motorisch neuron + axonen + eindplaatjes. 

Alle spiervezels van een motorische eenheid trekken samen (alles-of-niets-principe).

Slide 18 - Diapositive

Spiersamentrekkingen
Actief, verbruik ATP

Slide 19 - Diapositive

Spierspanning
Zelfs in rust gebruik je spieren, ookwel de spierspanning genoemd.

Deze spanning wordt geregistreerd door spierspoeltjes.

Een lage spierspanning leidt bijv. tot een vermoeide indruk.

Slide 20 - Diapositive

Antagonisten
Omdat spieren zich enkel kunnen samentrekken, heb je twee spieren nodig voor een volle beweging.

Twee tegengestelde spieren zijn antagonisten.

Slide 21 - Diapositive

Leerdoelen

  1. Je kunt uitleggen hoe de samenwerking tussen zenuwstelsel, botten en spieren tot beweging kan leiden.
  2. Je kent de verschillen tussen gladde spieren en dwarsgestreepte spieren en je kunt aangeven waar je deze twee typen spieren in je lichaam vindt.
  3. Je kunt aan de hand van een afbeelding uitleggen hoe een impuls tot spiersamentrekking leidt.

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Ik beheers de leerdoelen van deze les
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Sondage

Waar zou je meer over willen leren?

Slide 25 - Question ouverte

Wat vind je lastig/moeilijk?

Slide 26 - Question ouverte