Aan elkaar of los geschreven

Wat weet je nog van de vorige les?
1 / 41
suivant
Slide 1: Question ouverte
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 1 - Question ouverte

... (gebeuren) het nog vaak dat jullie d/t fouten maken?
A
Gebeurt
B
Gebeurd

Slide 2 - Quiz

Of ... (worden) je een beetje onzeker van dit soort vragen?
A
word
B
wordt

Slide 3 - Quiz

Hongeriger ... een Viking schrokte hij de kippenpoot weg.
A
als
B
dan

Slide 4 - Quiz

Leerdoelen
Aan het einde van de les kan je:
  • woorden correct los of aan elkaar spellen en schrijven.
  • correct -e of -en aan het einde van woorden schrijven.
  • Correct gebruik van dit/dat/die/deze
  • Correct gebruik van hen/hun/zij

Slide 5 - Diapositive

commissarissenaansprakelijkheidsverzekering
A
goed
B
fout

Slide 6 - Quiz

The ............. requested the latest report.
A
account manager
B
accountmanager

Slide 7 - Quiz

De ............. vroeg het laatste rapport aan.
A
account manager
B
accountmanager

Slide 8 - Quiz

Theorie aan elkaar of los?
De volgende (meeste) woorden schrijf je aan elkaar:
  • Samenstellingen (ook al wordt het nieuwe woord erg lang):     garagehouder, arbeidsovereenkomst, vermogensaanwasdeling,   ziektekostenverzekeringspolis.
  • Woorden met er-, hier-, daar- en waar- plus een voorzetsel: erop, hierin,        daarmee, waarvan.
  • Getallen tot en met het woord duizend. De woorden duizend, miljoen en      miljard schrijf je dus los: 750 = zevenhonderdvijftig; 3.510 = drieduizend      vijfhonderdtien.

Slide 9 - Diapositive

Wat is juist?
A
er op uit gaan
B
eropuit gaan

Slide 10 - Quiz

Hoort achtentwintigduizendvierenzestig los of aan elkaar?
A
Los
B
Aan elkaar

Slide 11 - Quiz

Streepje of apostrof? 
-                '
Je verbindt woorden met een koppelteken/streepje als:

  • het woord begint met bv: niet-, non-, bijna-, oud-, ex-, aspirant-, adjunct-
  • Sint-Nicolaas, oud-burgemeester, niet-rokers, leerling-verpleger, ex-man

  • Het een samenstelling  is van:
  • - Twee gelijkwaardige delen: zwart-wit, directeur-eigenaar.
    - Ook als er daarna nog wat aan achteraan komt:
  • prijs-kwaliteitverhouding, woon-werkverkeer.

Slide 12 - Diapositive

Streepje of apostrof? (- of ')
Je verbindt woorden met een koppelteken als:
  • De uitspraak anders onduidelijk is: mbo-opleiding, rente-inkomsten, micro-organisme.
  • Een deel van een samenstelling bestaat uit een naam, letters, cijfers of tekens: het kabinet-Rutte, de VPRO-gids, A4-formaat, een 3-jarige opleiding, het @-teken.
  • Het woord een samengestelde aardrijkskundige naam of afleiding is: Centraal-Europa.
  • Ze een vaste combinatie zijn: kant-en-klaarmaaltijden, kat-en-muisspel, nek-aan-nekrace.

Slide 13 - Diapositive

Apostrof '
Je gebruikt een apostrof bij afkortingen:
slb'er, boa's 

Slide 14 - Diapositive

Waar of niet waar?
non-stopvlucht is goed gespeld
Waar
Niet waar

Slide 15 - Sondage

Waar of niet waar?
naapen is goed gespeld
Waar
Niet waar

Slide 16 - Sondage

Wat is juist?
A
televisie toestel
B
televisietoestel

Slide 17 - Quiz

Waar of niet waar?
Midden-Amerika is goed gespeld
Waar
Niet waar

Slide 18 - Sondage

Waar of niet waar?
Camera-instelling is goed gespeld
Niet waar
Waar

Slide 19 - Sondage

Ik studeer Persoonlijke Begeleiding Specifieke Doelgroepen, maar op de één of andere manier noemt iedereen mij ... in plaats van ....
A
psder, pbsder
B
psd-er, pbs-er
C
psd'er, pbsd'er
D
psdër, pbsdër

Slide 20 - Quiz

Pauze
10 minuten

Slide 21 - Diapositive

... hebben ons werk af.
A
Wij
B
Ons

Slide 22 - Quiz

... hebben hun werk af.
A
Zij
B
Hun

Slide 23 - Quiz

Hen/hun/zij
Wij hebben ons werk af 
Onze koffer/die koffer is van ons

Geef dat aan ons
Dat kan je ons niet aandoen 

Geef ons dat fietsje maar
Geef aan ons dat fietsje maar
 Zij hebben hun werk af
 hun koffer/ die koffer is van hen
 
Geef dat aan hen
Dat kan je hun niet aandoen

Geef hun dat fietsje maar
Geef aan hen dat fietsje maar

Slide 24 - Diapositive

Dit is ... auto die ... vorig jaar kochten.
A
Hen, hun
B
hun, hen
C
hun, zij
D
onze, wij

Slide 25 - Quiz

Ik schonk ... een kopje koffie in
A
voor hen
B
hun
C
zij

Slide 26 - Quiz

Dat gaat ... niets aan.
A
hen
B
hun

Slide 27 - Quiz

Dit/dat/die/deze

Slide 28 - Diapositive

Dit/dat/die/deze
Afstand + lidwoord

Slide 29 - Diapositive

Einde op -e of -en
Woorden als sommige, vele, enkele, laatste, beide, alle, andere schrijf je met -en als ze op personen slaan én zelfstandig gebruikt zijn:
  • De meesten wilden skiën.
  • Deze workshop trekt veel publiek. Sommigen komen zelfs twee keer.

  • Appels kan je wel met peren vergelijken, het zijn namelijk beide fruit.


Slide 30 - Diapositive

Een hoop vindt het vervelend, maar enkele vinden het prima dat we de vergaderdata voor komend jaar nu al vast leggen.
A
De zin is goed
B
De zin is fout

Slide 31 - Quiz

Als coördinator van de klachtenafdeling krijg je veel e-mails en daar worden sommigen heel nerveus van.
A
De zin is goed
B
De zin is fout

Slide 32 - Quiz

Willem heeft twee klein dochters en allebei hebben ze de zelfde kleur ogen als hij.
A
De zin is goed
B
De zin is fout

Slide 33 - Quiz

Welke is juist?
A
pannenkoek
B
pannekoek

Slide 34 - Quiz

Welke is juist?
A
lamsvlees
B
lammenvlees

Slide 35 - Quiz

Trucje:
Wat is het meervoud van het eerste woord in een samenstelling? --> als de enige uitgang een N heeft, schrijf je die er ook tussen. 

* Met uitzondering van bijvoeglijke naamwoorden. 

Slide 36 - Diapositive

Welke is juist?
A
groentensoep
B
groentesoep

Slide 37 - Quiz

Welke is juist?
A
goedemorgen
B
goedenmorgen

Slide 38 - Quiz

Huiswerkopdracht:
3F Spelling & Grammatica
Spelling - Samenstellingen: -en, -e, -s

Slide 39 - Diapositive

Uitzondering
Let op: kun je een woord uit de zin ervoor of uit dezelfde zin achter het woord zetten, gebruik dan alleen -e:
Enkele studenten kozen voor het zeilkamp, maar de meeste (studenten) wilden skiën.
Op deze workshop komen veel mensen af. Sommige (mensen) komen zelfs twee keer.

Slide 40 - Diapositive

Ik studeer verpleegkunde, dus mensen zeggen weleens dat ik ... ben.
A
vp-er
B
vpër
C
vper
D
vp'er

Slide 41 - Quiz