Herhaling spelling, grammaticale missers, aan elkaar of los 27-10-21

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1,2

3 fouten

Dit/dat/die/deze

Hij heeft het zich goed .... (herinneren).

1. herinnert
2. herinnerd

Hij .... (herinneren) het zich goed.

1. herinnert
2. herinnerd

TT = Stam + t-en

VT = Stam + t/d-en

Let op: 

- In welke tijd staat het?

- Staat er nog een ander werkwoord in de zin? (VT-DLW)

- Enkelvoud of meervoud? (Ook als het een lange zin is)

De piraat ... (verdelen) nu de buit.

1. verdeelt
2. verdeeld
3. verdeelte
4. verdeelde

Let op: wanneer de vraagstelling is ... (veranderen) je het werkwoord soms ook anders moet spellen.

1. verandert
2. veranderd
3. veranderde
4. geveranderd

Let op: wanneer de vraagstelling ... (veranderen), moet je het werkwoord soms ook anders spellen.

1. verandert
2. veranderd
3. veranderde
4. geveranderd

De piraat heeft de buit ... (verdelen)

1. verdeelt
2. verdeeld
3. verdeelte
4. verdeelde

Je hebt mij nooit ... (geloven).

1. gelooft
2. geloofd
3. geloofde
4. geliefd

Hij heeft zijn dochter .... (onterven).

1. onterft
2. onterfd

Het is vaak ... (gebeuren).

1. gebeurt
2. gebeurde
3. gebeurd
4. gebeurdt

Je ... (geloven) het nooit.

1. gelooft
2. geloofd
3. geloofde
4. geliefd

Het ... (gebeuren) vaak.

1. gebeurt
2. gebeurde
3. gebeurd
4. gebeurdt

Het zal Roger niet verbazen dat nu iedereen deze vraag goed ....

1. beantwoord
2. beantwoordt

Dat is gek, blijkbaar ... sommigen die vorige vraag toch fout.

1. beantwoorde
2. beantwoordde
3. beantwoorden
4. beantwoordden

Hij .... (onterven) zijn dochter.

1. onterft
2. onterfd
3. onterfde
4. onterfte

Of ... (worden) je een beetje onzeker van dit soort vragen?

1. word
2. wordt

Gelukkig heb je op een gegeven moment het probleem ... (herkennen).

1. herkent
2. herkend
3. herkende
4. herkennend

en je ... (herkennen) nu de gevaarlijke werkwoorden, namelijk die beginnen met: ont, be, ge, her, ver & er.

1. herkent
2. herkend
3. herkende
4. herkente

Is het moeilijke woord in deze zin goed gebruikt?

Hij was erg hypocriet bezig, want hij deed precies hetzelfde als waar hij ons van beschuldigde.

1. Klopt
2. Klopt niet

... hebben dat nooit zo bedoeld.

1. Zij
2. Hun

Leergieriger ... Linda ga je ze niet vinden hier op school.

1. als
2. dan

Als/dan

Hen/hun/zij

Wij hebben ons werk af 

Onze koffer/die koffer is van ons

Geef dat aan ons

Dat kan je ons niet aandoen 

Geef ons dat fietsje maar

Geef aan ons dat fietsje maar

 Zij hebben hun werk af

 hun koffer/ die koffer is van hen

 

Geef dat aan hen

Dat kan je hun niet aandoen

Geef hun dat fietsje maar

Geef aan hen dat fietsje maar

Als ik of als mij? 

Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is ik de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is mij correct.

Tip: Maak de zin af 

Jij vindt hem beter dan mij.

=

Jij vindt hem beter dan dat je mij vindt.

Ze is even oud als...

1. ik
2. mij

Hij ziet zijn zus net zo vaak als ...
(wanneer hij zijn zus net zo vaak ziet als hij mij ziet)

1. ik
2. mij

Hij ziet zijn zus net zo vaak als ...
(wanneer we allebei zijn zus even vaak zien)

1. ik
2. mij

Hij zocht stad en land af naar zijn geliefde prinsesje ... haar glazen muiltje was verloren.

1. die
2. dat

"Hottentottententententoonstelling"
is correct geschreven.

1. Waar
2. Niet waar

Het duurde erg lang voor Roger en Linda naar de klas met gretiggraag-lerende studenten ....

1. Loopte
2. loopten
3. liep
4. liepen

Waar of niet waar?
Camera-instelling is goed gespeld

Niet waar

Waar

Aan elkaar of los?

Bijna altijd aan elkaar, behalve:

- Bij klinkerbotsing 

- Twee gelijkwaardige woorden

- Rare uitzonderingen die niet genoemd hoeven worden 

Pauze

Sepllignsdropacht

Periode 1

Spelling & grammatica - 

Spelling werkwoorden Tegenwoordige Tijd en Verleden Tijd (d/t)

Hoofdletters of niet 

Grammaticale veelvoorkomende fouten: als/dan - hen/hun/zij - dit/dat/die/deze

Aan elkaar of los geschreven  

 

+ veel gelezen en die moeilijke woorden oefening