keuzevoorzetsels 23/24

Keuzevoorzetsels 23/24
Havo 3 - Kapitel 4 - Grammatik 
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Keuzevoorzetsels 23/24
Havo 3 - Kapitel 4 - Grammatik 

Slide 1 - Diapositive

Er zijn 9 keuzevoorzetsels
an, auf, hinter, neben, in, über, unter, vor, zwischen


Slide 2 - Diapositive

Hoe herken ik een keuzevoorzetsel?
Deze voorzetsels geven allen aan, waar zich iets of iemand in een ruimt bevindt, dus ergens op, onder, naast, tussen, aan, boven, onder, (er)voor of achter. Daarmee onderscheiden ze zich van de voorzetsels met de 3e naamval en met de voorzetsels met 4e naamval.

Slide 3 - Diapositive

Lernziele
- Aan het eind van de les weten jullie wat de keuzevoorzetsels zijn.
-Zoals de naam het al zegt is er bij elk van deze 9 voorzetsels een keuze mogelijk tussen de 3e en de 4e naamval!  Je weet wanner je 3e of 4e naamval moet toepassen.  

- Aan het eind van de les weten jullie wanneer je bij een keuzevoorzetsel de 3e en/of 4e naamval krijgt en kunnen jullie dit in eenvoudige zinnen toepassen.

Slide 4 - Diapositive

Hoe zit het ook nog weer met de keuzevoorzetsels?
A
Ik mag zelf bepalen welke naamval ik gebruik.
B
Je gebruikt of de 3e of de 4e naamval.
C
Je gebruikt of de 1e of de 2e naamval.
D
Bij een keuzevoorzetsel mag je een lidwoord kiezen.

Slide 5 - Quiz

Keuzevoorzetsels: wanneer wordt de 4e naamval gebruikt?
A
Er wordt een beweging uitgedrukt.
B
Als je de vraag 'wer?' kunt stellen.
C
Er wordt een toestand uitgedrukt.

Slide 6 - Quiz

Wat is er bijzonder aan een keuzevoorzetsel?
A
Je mag zelf kiezen welke voorzetsel je gebruikt
B
Na deze voorzetsels kan de 3e OF 4e naamval gebruikt worden
C
Na één van deze voorzetsels gebruik je altijd beide naamvallen

Slide 7 - Quiz

Deze voorzetsels horen bij de keuzevoorzetsels:
A
an, auf, aus, gegen
B
an, auf, hinter, von
C
an, auf, entlang, mit
D
an, auf, hinter, vor

Slide 8 - Quiz

Keuzevoorzetsel: Wanneer krijg je de 3e naamval? Als je antwoord krijgt op de vraag....
A
waar
B
waar en waarheen
C
wanneer en waarheen
D
waar en wanneer

Slide 9 - Quiz

Kies de 2 keuzevoorzetsels
A
aus
B
auf
C
zwischen
D
durch

Slide 10 - Quiz

Welk voorzetsel is een keuzevoorzetsel?
A
aus
B
mit
C
zwischen
D
durch

Slide 11 - Quiz

Hoeveel keuzevoorzetsels kent het Duits?
A
7
B
8
C
9
D
10

Slide 12 - Quiz

De keuzevoorzetsels..
A
Dat snap ik wel!
B
Vind ik lastig
C
Snap ik niks van

Slide 13 - Quiz

Kies het juiste antwoord in de volgende slides

Slide 14 - Diapositive

Der Ball rollt unter _______ Tisch(m)
A
der
B
dem
C
den
D
die

Slide 15 - Quiz

Ich komme an ein_______Freitag (m)
A
einem
B
einer
C
einen
D
eine

Slide 16 - Quiz

Stehst du immer so lange vor ________ Spiegel(m)?
A
die
B
der
C
dem
D
den

Slide 17 - Quiz

Bist du auch in ________ Stadt(v)?
A
die
B
der
C
dem
D
den

Slide 18 - Quiz

Ich gehe heute früh ______ Bett(o)
A
im
B
in der
C
in den
D
in das

Slide 19 - Quiz

Wir warten an ________ Bushaltestelle(v)
A
die
B
der
C
dem
D
das

Slide 20 - Quiz

Die Katze springt auf _______ Schrank(m)
A
die
B
der
C
das
D
den

Slide 21 - Quiz

Oefen nu het persoonlijk voornaamwoord. 
Met of zonder voorzetsel. Zonder voorzetsel= je moet de zin ontleden!

Slide 22 - Diapositive

Vul het juiste persoonlijk voornaamwoord in:
Gehst (jij) mit in die Stadt? Und wo treffen (wij) uns? (ik) möchte eine neue Hose kaufen.

Slide 23 - Question ouverte

Ich habe (jullie) leider nicht getroffen. Haben (u) etwas gefunden?

Slide 24 - Question ouverte

Morgen komme ich zu (jou).

Slide 25 - Question ouverte

Wat is het juiste antwoord?
Ich möchte (mij) bei (jou) entschuldigen
A
mich, dich
B
mich, dir
C
mir, dich
D
mir, dir

Slide 26 - Quiz

Wat is het juiste antwoord?
Ich habe (hem) in der Stadt getroffen.
A
er
B
ihm
C
ihn
D
euch

Slide 27 - Quiz

De keuzevoorzetsels ......
A
Dat kan ik: makkie!
B
Daar kom ik wel uit
C
Dat vind ik lastig, ik ga oefenen
D
Nee, daar heb ik hulp bij nodig

Slide 28 - Quiz

Antwoord C of D: Oefen verder op de site van NaKlar!!
Voor iedereen: leer de "der-Gruppe", de "ein-Gruppe" en de persoonlijke voornaamwoorden in de 1e, 3e en 4e naamval

Slide 29 - Diapositive