Hoe herken ik een keuzevoorzetsel?
Deze voorzetsels geven allen aan, waar zich iets of iemand in een ruimt bevindt, dus ergens op, onder, naast, tussen, aan, boven, onder, (er)voor of achter. Daarmee onderscheiden ze zich van de voorzetsels met de 3e naamval en met de voorzetsels met 4e naamval.