H4.2

Welkom!
Pak je boek h4.2, schrift, pen en rekenmachine.
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 3

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Pak je boek h4.2, schrift, pen en rekenmachine.

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen h4.1:
  • Je kunt uitleggen hoe de arbeidsproductiviteit kan worden verhoogd en deze berekenen
  • Je kunt onderscheiden welke verschillende soorten bedrijven er zijn
  • Je kunt uitleggen dat er waarde wordt toegevoegd aan een product door productiefactoren in te zetten
  • Je kunt uitleggen wat het verband is tussen consumeren en produceren

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen h4.2
  • Je kunt afschrijvingskosten berekenen.
  • Je kunt verschillende soorten bedrijfskosten benoemen.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen constante en variabele kosten.
  • Je kunt uitleggen waarom produceren geld kost. 

Slide 3 - Diapositive

Planning:
Theorie
Verwerkingsopdracht
Huiswerk maken
Day for change

Slide 4 - Diapositive

Kosten voor een handelsonderneming
Totale kosten:
  • Inkoopwaarde van de omzet (Wat heb jij betaald voor de producten?
  • Bedrijfskosten



Slide 5 - Diapositive

Voorbeelden bedrijfskosten
Kapitaal: Huurkosten
Arbeid: Loonkosten
Natuur: Energiekosten

Slide 6 - Diapositive

Nog een paar bedrijfskosten:
Loonkosten: Alles wat je betaald voor personeel.

Huisvestingskosten: Alles wat je betaald voor het gebouw. Zoals huur of hypotheek en ook gas, water en licht.

Verkoopkosten: Alles wat je betaald om te kunnen verkopen. (reclame en verzending).

Rente kosten: Rente die je betaald over een lening

Slide 7 - Diapositive

Constant of variabel?
Variabele kosten: veranderen mee met de afzet, zoals grondstoffen.

Constante kosten: veranderen niet mee met de afzet, zoals huur bedrijfspand. (Het kan soms wel veranderen, maar ligt niet aan de afzet.)

Slide 8 - Diapositive

Afschrijfkosten: Als een kapitaalgoed minder waard wordt.

Voorbeeld: 
Machine om te printen kost €5.000. Hij gaat 4 jaar mee. Daarna is hij nog €1000 euro waard. Hoeveel zijn de afschrijvingskosten per jaar? 

Slide 9 - Diapositive

Opdracht
Maak de volgende opdracht in tweetallen (of een drietal).

Klaar? Lever het bij mij in en ga aan de slag met het huiswerk h4.2

timer
15:00

Slide 10 - Diapositive