Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 5 min
Éléments de cette leçon
Hi everyone!
Slide 1 - Diapositive
3 gouden tips!
Leer niet alle woordjes in één keer.
Schrijf moeilijke woorden op en herhaal ze elke dag een keer.
Koppel het woord aan een afbeelding.
Slide 2 - Diapositive
Wat vonden jullie van deze oefening?
😒🙁😐🙂😃
Slide 3 - Sondage
Interrogative pronouns
Slide 4 - Diapositive
interrogative pronouns (vraagwoorden)
Slide 5 - Carte mentale
Uitleg I
+ Which
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Vidéo
Uitleg II
Who > Wie What > Wat , welk(e)
Where > Waar
When > Wanneer
Why > Waarom
How > Hoe
Which > Welk(e) (keuze maken)
Slide 8 - Diapositive
Wat is de goede vertaling van : Who
A
Wat
B
Wie
C
Hoe
D
Waar
Slide 9 - Quiz
Wat is de juiste vertaling van : Which
A
What
B
Where
C
Welk(e)
D
How
Slide 10 - Quiz
Wat is het vraagwoord in de volgende zin : How would you describe this necklace?
Slide 11 - Question ouverte
Wat is het vraagwoord in de volgende zin: What are some nice attractions in Anchorage?
Slide 12 - Question ouverte
https:
Slide 13 - Lien
____ are you doing today?
A
why
B
where
C
who
D
how
Slide 14 - Quiz
____ colour do you like better: green or blue?
A
which
B
what
C
how
D
where
Slide 15 - Quiz
____ did you put my bag? I can't find it!
A
why
B
how
C
where
D
what
Slide 16 - Quiz
... old are you?
A
When
B
Why
C
How
Slide 17 - Quiz
Q: .... is Peter Parker? A: He is Spiderman
A
Who
B
Why
C
How
Slide 18 - Quiz
.... is your sister?
A
What
B
Where
C
Why
Slide 19 - Quiz
..... do you want? The blue one or the grey one?
A
Who
B
When
C
Which
Slide 20 - Quiz
Your turn!
Voor deze opdracht ga je groepjes van 2/3 vormen en heb je een dobbelsteen nodig. Een iemand rolt de dobbelsteen en stelt een vraag. Je moet beginnen met het vragende voornaamwoord dat overeenkomt met je worp!
who 4. which
where 5. what
when 6. why
timer
5:00
Slide 21 - Diapositive
Ik kan nu het juiste vragende voornaamwoord gebruiken in een vraag.