Zorgpad 7 7.3 afweer

Afweer- en lymfestelsel
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
ZorgvaardighedenMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Afweer- en lymfestelsel

Slide 1 - Diapositive

Vorige week
Bloedsamenstelling
Cellen in het bloed en functie
Bloedstolling
Bloedgroepen

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

7.3 afweer: soorten en functie
Alles wat een onbekend signaaleiwit heeft is lichaamsvreemd: antigenen

Witte bloedcellen herkennen antigenen en maken antistoffen (ook eiwitten) om het vreemde onschadelijk te maken.

Slide 4 - Diapositive

Afweer
 Het afweersysteem richt zich op bacteriën, virussen, schimmels, kankercellen, parasieten en dergelijke. Deze bevatten antigenen op hun wand.

Antigenen zijn lichaamsvreemde moleculen die een reactie van het afweersysteem oproepen.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

7.3 afweer: soorten en functie
Er zijn twee soorten afweer...
1 algemene afweer
Kenmerken:
  • aangeboren
  • niet-specifiek (dus op elke vreemde van toepassing)
  • komt snel op gang
  • korrelcellen fagocyteren

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

7.3 afweer: soorten en functie
Er zijn twee soorten afweer...
2 specifieke afweer
Kenmerken:
  • verworven (later gekregen)
  • specifiek (dus op één vreemde van toepassing)
  • komt traag op gang
  • lymfecellen maken antistoffen

Slide 10 - Diapositive

stap1
de korrelcel eet de indringer op (fagocytose) en maakt zichtbaar 'wie hij opgegeten heeft'

Slide 11 - Diapositive

stap2
de lymfecel herkent stukjes antigeen als lichaamsvreemd

Slide 12 - Diapositive

stap3
de lymfecel maakt een specifieke antistof, die de indringers uitschakelen

Slide 13 - Diapositive

Er zijn twee soorten witte bloedcellen met een functie bij de afweer:

  1. Witte bloedcellen met korrels in het plasma (korrelcellen) (algemene afweer)
  2. Lymfocyten (specifieke afweer = immuniteit)

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

zelf antistoffen maken (actief)
antistoffen krijgen (passief)
op een natuurlijke manier
op een kunstmatige manier
de ontsteking doormaken en genezen
de moeder geeft (haar) antistoffen door via de moedermelk
(stukjes) antigenen via een vaccin krijgen en daarop antistoffen maken
antistoffen via gedoneerd plasma krijgen

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

 Integratie opdrachten
Opdrachten worden in tweetallen gemaakt en na de les ingeleverd bij de docent

Slide 20 - Diapositive

Casus 1
Jorinde is 17 jaar en volgt een opleiding in de zorg. Ze loopt stage, heeft in het weekend een baantje en gaat graag uit. ‘Leuk, maar druk’, zegt ze. De laatste weken is ze erg moe. Volgens haar werkbegeleider en haar klasgenote Samantha ziet ze er bleek uit. Vanmorgen ging ze bij de ochtendzorg bijna onderuit. Samantha vindt dat ze naar de huisarts moet gaan voor bloedonderzoek.

Slide 21 - Diapositive

Opdracht bij casus 1
1. Bedenk welke uitslagen van bloedonderzoek haar klachten kunnen verklaren. Je hoeft geen getallen te noemen.
Je kunt ook zeggen: verhoogd of verlaagd.

2. Wat kunnen andere ‘gewone’ oorzaken zijn van haar klachten?

Slide 22 - Diapositive

Casus 2
Bij mevrouw Anderson zijn twee dagen geleden vijf buisjes bloed afgenomen. Vandaag zegt ze: ‘Ik ben moe en voel me zwak omdat ik nu minder bloed en een lager Hb heb’.



Wat vind je van haar conclusie en waarom?
Welke conclusie zou jij zelf trekken?

Slide 23 - Diapositive

Casus 3
Je hebt je een paar dagen geleden hard gestoten. Er ontstond een flinke blauwe plek.
Inmiddels is die groen en geel geworden. 

Leg uit hoe dat kan.

Slide 24 - Diapositive

Casus 4
Een zorgvrager zegt: ‘Bij mij werken die antibiotica niet. Ik ben er immuun voor.’

Klopt deze uitspraak? Waarom wel of niet?

Slide 25 - Diapositive

Casus 5
Jeroen wordt vanwege kanker behandeld met chemotherapie. Deze middelen remmen de celdeling van sneldelende cellen, dus niet alleen van de kankercellen.
1. Leg uit dat chemotherapie ook het beenmerg remt.
2. Leg de gevolgen van chemotherapie uit voor het bloed. Noteer per celsoort het gevolg (de uitslag van bloedonderzoek) en welke last Jeroen daarvan kan hebben.

Slide 26 - Diapositive

Casus 6
Mevrouw Stelling heeft een borstamputatie (links) gehad. Daarbij zijn ook lymfeklieren in haar linkeroksel verwijderd. Tijdens haar herstel wordt haar linkerarm dikker door het ontstaan van lymfoedeem (teveel lymfe in de weefsels).

Leg uit met je kennis van lymfevocht en lymfe-afvoer hoe bij mevrouw lymfoedeem kan ontstaan.

Slide 27 - Diapositive

Wat heb je geleerd tijdens deze les?

Slide 28 - Question ouverte

Waar zou je nog meer over willen leren?

Slide 29 - Question ouverte