Semaine 25 (2022)

Bonjour et bienvenue!
Comment ça va?
C'est quelle date aujourd'hui?

1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Bonjour et bienvenue!
Comment ça va?
C'est quelle date aujourd'hui?

Slide 1 - Diapositive

Le programme d'aujourd'hui:
Vandaag: Herhalen, vragen stellen, samenvatting, leren
1. Questions?
2. Herhalen.. quizlet
3. Herhalen alles en mk D-toets, extra opdrachten
4. Évaluation
5.  Faire: Apprendre 1,2,4,6,8,10 F/N
                 Apprendre 3,5, begrijpen en kunnen
                 toepassen


Slide 2 - Diapositive

apprendre 4:
1. court                                     8. de maat
2. rapide                                  9. passen
3. renvoyer                            10. als
4. acheter
5. quelque chose
6. het jasje
7. kosten

Slide 3 - Diapositive

Apprendre 6:
1. d'occasion                           8. wensen
2. quand même                     9. laatste
3. en promotion                    10. ander
4. regretter
5. je prends
6. leijk
7. de kwaliteit

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Jacqueline est une fille ......
A
français
B
française
C
françaises

Slide 6 - Quiz

geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Paul et Marc sont deux garçons
A
sportif
B
sportive
C
sportifs
D
sportives

Slide 7 - Quiz

geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Ma mère n'est pas
A
paresseuse
B
paresseux
C
paresseuses

Slide 8 - Quiz

geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Paul a les cheveux
A
grises
B
grises
C
gris

Slide 9 - Quiz

Marianne porte une jupe
A
roug
B
rouge
C
rougs
D
rouges

Slide 10 - Quiz

geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Ma soeur est une fille .....
A
actif
B
actifs
C
actives
D
active

Slide 11 - Quiz

Vul de juiste vorm in van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes
Mon frère a les yeux (groen)

Slide 12 - Question ouverte

geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes:
Ma soeur est très (klein)

Slide 13 - Question ouverte

La maison de mes grands-parents est très (groot)

Slide 14 - Question ouverte

Paul et Marc sont (Frans)

Slide 15 - Question ouverte

orange
marron
noir
bleu
jaune
violet
blanc
gris
rose
rouge
vert

Slide 16 - Question de remorquage

le verbe vouloir
je
veux
tu
veux
il / elle/ on
veut
nous
voulons
vous 
voulez
ils / elles 
veulent
ik
wil
jij
wilt
hij / zij / men
wil
wij
willen
jullie / u
willen/ wilt
zij [mmv / vmv]
willen

Slide 17 - Diapositive

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'aller' met het onderwerp
veux
veux
veut
voulons
voulez
veulent

Slide 18 - Question de remorquage

Vul de goede vorm van 'vouloir' in:
je ...
A
veux
B
veut
C
voulons
D
veulent

Slide 19 - Quiz

Vul de goede vorm van 'vouloir' in:
ils ...
A
veux
B
veut
C
voulons
D
veulent

Slide 20 - Quiz

Vul de goede vorm van 'vouloir' in:
on ...
A
voulez
B
veut
C
voulons
D
veulent

Slide 21 - Quiz

Vul de goede vorm van 'vouloir' in:
vous ...
A
voulons
B
voulez
C
vouloir
D
veulent

Slide 22 - Quiz

Vul de goede vorm van 'vouloir' in:
Romain
A
veux
B
voulez
C
veut
D
veulent

Slide 23 - Quiz

Vul de goede vorm van 'vouloir' in:
Mes parents ...
A
veut
B
voulons
C
veulent
D
vouloir

Slide 24 - Quiz

Wat zeg je als je beleefd iets vraagt ?

Slide 25 - Question ouverte

Slide 26 - Diapositive

Donc: 

20 = vingt
21 = vingt et un
22 = vingt-deux
23 = vingt-trois
24 = vingt-quatre
25 = vingt-cinq
26 = vingt-six
27 = vingt-sept
28 = vingt-huit
29 = vingt-neuf

Slide 27 - Diapositive


20 = vingt
30 = trente
40 = quarante
50 = cinquante
60 = soixante

Slide 28 - Diapositive

Wat betekent:
seize
A
6
B
16
C
60
D
66

Slide 29 - Quiz

Wat betekent:
quatorze
A
40
B
4
C
14
D
44

Slide 30 - Quiz

Wat betekent:
vingt-quatre
A
14
B
40
C
24
D
20

Slide 31 - Quiz


A
trente et cinq
B
cinq et trente
C
trente-cinq
D
trente-et-cinq

Slide 32 - Quiz


A
cinquante-six
B
six et cinquante
C
cinquante et six
D
cinquante-et-six

Slide 33 - Quiz


A
soixante un
B
soixante-et-un
C
un et soixante
D
sixante-et-un

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Lien

Et maintenant c'est à vous: 
1. Extra oefenen: mk : menu au choix grammaire 1 et 2 deze moet in ieder geval. Je bepaalt zelf wanneer en of je het tijdens les doet, zodat je me vragen kunt stellen of als HW

2. Oefenen werkwoord: - vouloir, verbuga.nl
3. Leren woorden: Quizlet en daarna formatieve toets (vertel mij als je dit gaat doen), 
4. Planning maken, samenvatting, leren
5. Diagnostische toets maken - deze moet ook, in ieder geval voor volgende week

Slide 36 - Diapositive

Le programme d'aujourd'hui:
Vandaag: Herhalen, vragen stellen, samenvatting, leren
1. Questions?
2. Herhalen.. quizlet
3. Herhalen alles en mk D-toets, extra opdrachten
4. Évaluation
5.  Faire: Apprendre 1,2,4,6,8,10 F/N
                 Apprendre 3,5, begrijpen en kunnen
                 toepassen


Slide 37 - Diapositive

apprendre 8
1. l'argent de poche                 8. de krant
2. à la mode                                9. het schoolplein
3. la réponse                             10. iedere
4. important
5. assez
6. vinden
7. verdrietig

Slide 38 - Diapositive

Le programme d'aujourd'hui:
Vandaag: bezig met afsluitende evaluatie
1. Questions?
2. Herhalen quizlet alle woorden.. 
3. Samen bekijken opdracht, dan zelf aan de slag
4. Évaluation
5.  mk afsluitende evaluatie


Slide 39 - Diapositive

Afsluitende                                         evaluatie
Doel

Je kunt alles wat je hebt geleerd in het afgelopen jaar toepassen in een afsluitende opdracht. Zo kun je laten zien dat je iets kunt vertellen in de verleden tijd, je kunt verschillende onregelmatige werkwoorden gebruiken en zeggen dat iets van jouw is, 
Tips
- Je onderstreept of markeert dat wat je volgens bovenstaande punten moet verwerken in je eindproduct.
- zorg dat je origineel en creatief bent.
- zorg dat je op tijd bent met inleveren.
Inhoud van de eindopdracht
In je eindproduct gebruik je minimaal…
1. … drie keer een Franse ontkenning (4.4, p. 99)
2. … drie verschillende Franse vormen van “avoir” (4.6, p. 100)
3. … drie verschillende vormen van “être” (5.6, p. 102)
4. … drie keer een bezittelijk voornaamwoord (2.5, p59)
5. … 10 Franse woorden/zinnen uit elke unité 1,2,3,4,5

Inleveren
Inleveren:
Je eindproduct moet uiterlijk vrijdag 18 juni om 22:00 ingeleverd zijn via Magister.me bij je docent Frans. Bij niet op tijd inleveren wordt er 1 punt afgetrokken van je cijfer en maken we een afspraak in of na de toetsweek om de opdracht af te ronden.

Hulpmiddelen
- Je schrift met aantekeningen
- Persoonlijke woordenlijsten
- De phrases clés en vocabulaire van Unité 1,2,3,4,5
- Woordenboek www.vandale.nl
- Gebruik geen google translate (letterlijk vertaalde vlogscripts worden niet nagekeken).
- Tijdens de lessen kun je hulp vragen aan elkaar en de docent.

Wat
  1. Je werkt alleen.
  2. Je maakt een “eindproduct” naar keuze dat aan een aantal voorwaarden voldoet. Denk aan een filmpje, een (foto van een) poster, een Powerpoint of Prezi, 
  3. een spel, een tijdschrift, een website, …. etc.
  4. Dit in thema’s van unité 1,2,3,4,5

Slide 40 - Diapositive