Voorzetsels

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 1

Planning

• Start
• Wat weet je al?
• Uitleg voorzetsels
• Even oefenen. 
• Foto opdracht
• Maken opdrachten: 1, 2*, 3, 4, 5, 6, 7, 8*, 9, 10, 11*
• Woordenlijst: fungeren, de gedupeerde, kermen, de rentree

Leerdoelen

• Ik weet wat kenmerken en functie van voorzetsels zijn in een zin.
• Ik kan in een zin bepalen wat voorzetsels zijn.
• Ik kan bijzonderheden met voorzetsels in een gegeven zin aanwijzen en uitleggen. 
• Ik kan zelf nieuwe voorbeelden bedenken van zinnen met voorzetsels. 

Voorzetsels

Uitleg

Een voorzetsel is een woord dat je 'voor' een element in de zin 'zet'. Je geeft met een voorzetsel aan waar of wanneer iets is. Vaak staat het voor het zelfstandig naamwoord. 

- altijd aan het begin van een woordgroep. voor haar huis

- voorzetseluitdrukkingen. zij eten soep in plaats van rijst

- achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel. Hij rijdt de weg op.

- vaste voorzetsels. Zij gelooft in mij

Draai aan het rad en maak een zin met het voorzetsel.

Schrijf de zin in je schrift. Onderstreep het voorzetsel.

Opdracht

1. Vorm een tweetal.
2. Neem een camera of je laptop mee.
3.  Maak in de school of buiten een foto waarop duidelijk een voorzetsel te zien is. Doe dit 2x. 
4. Kom terug naar de klas en upload je foto's in de Lesson Up.
5. Jullie hebben 10 minuten.

'voorzetselfoto's'

Aan de slag! 

Maak opdracht: 1, 2*, 3, 4, 5, 6, 7, 8*, 9, 10, 11*

Woordenlijst: fungeren, de gedupeerde, kermen, de rentree 

Extra uitleg nodig?

Kom aan de tafel zitten. 

Welk leerdoel heb je behaald?

Wat vond je lastig en zou je meer willen oefenen?