A4 formuleren verwijsfouten

Verwijsfouten
Je kunt je schrift gebruiken, dan kun je antwoorden opzoeken. 
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Verwijsfouten
Je kunt je schrift gebruiken, dan kun je antwoorden opzoeken. 

Slide 1 - Diapositive

1. Geef aan waar het woord 'wat' naar verwijst.
2. Geef ook de betekenis.

Mijn ouders kochten een vakantiehuis in Frankrijk, wat wij erg leuk vonden.

Slide 2 - Question ouverte

1. Geef aan waar het woord 'dat' naar verwijst.
2. Geef ook de betekenis.

Mijn ouders kochten een vakantiehuis in Frankrijk, dat wij erg leuk vonden.

Slide 3 - Question ouverte

Toetsdoelen
  • Verwijswoorden kunnen gebruiken die bij het antecedent passen
  • De regels kennen voor het gebruik van de juiste verwijswoorden 
  • Onjuiste en onduidelijke verwijzingen kunnen herkennen en verbeteren

Slide 4 - Diapositive

Verwijswoorden: onjuist


Verwijswoorden zijn woorden die terugwijzen naar een eerder genoemd woord. Dat woord heet het antecedent.

Slide 5 - Diapositive

Hen of hun
  1. Hen
  • als het een lijdend voorwerp is
  • na een voorzetsel
  1. Hun 
  • als het meewerkend voorwerp is en er geen voorzetsel voor staat
  • Gebruik het nooit als onderwerp

Slide 6 - Diapositive

Dat of wat
  1. Dat verwijst naar
  •  een het-woord (het meisje dat daar loopt)

Slide 7 - Diapositive

Dat of wat
2. Wat verwijst naar:
  • een overtreffende trap (Het mooiste wat ik heb gezien ...)
  • een onbepaald voornaamwoord ( Alles wat we gedaan hebben...)
  • een hele zin (Ik moest alles alleen afwassen, wat ik heel vervelend vond)

Slide 8 - Diapositive

Wie of waar
Wie bij personen (voorzetsel + wie)
  • De man op wie ik wacht.

Waar bij zaken  (waar + voorzetsel)
  • De brief waarop ik wacht.

Slide 9 - Diapositive

Na de omwenteling kon de Libische bevolking eindelijk middels verkiezingen ... stem laten horen.
A
zijn
B
haar
C
het
D
zij

Slide 10 - Quiz

Van de directie mocht Niels het t-shirt ... de tekst 'I'm the devil' stond, op school niet meer dragen.
A
op wie
B
waaraan
C
waar
D
waarop

Slide 11 - Quiz

Zo'n groot bedrijf zal voor ... werknemers toch wel een goede afvloeiingsregeling hebben; of heeft ... nooit over dat soort voorzieningen nagedacht?
A
haar, zij
B
hen, hij
C
zijn, het
D
zijn, zij

Slide 12 - Quiz

Misschien moet je maar aan ... vragen of ... je na het feest naar het station kunnen brengen.
A
hun, hun
B
hun, ze
C
hen, ze
D
hen, hen

Slide 13 - Quiz

Een voorzitter over ... zoveel mensen klagen, kan beter opstappen en zijn positie ter beschikking stellen.
A
wat
B
die
C
wie
D
dat

Slide 14 - Quiz

Onze bibliotheek gaat al ... leden voorzien van een chipkaart, waarmee ze maandelijks tien uur gratis kunnen internetten.
A
haar
B
zijn
C
hem
D
het

Slide 15 - Quiz

Vroeg of laat zal een van ... met de waarheid voor de dag moeten komen.
A
hun
B
hen
C
ze
D
zij

Slide 16 - Quiz

Toen ... hem om een extra verlofdag vroegen, zei de rector tegen ... dat hij daar geen mogelijkheden voor zag.
A
hun, hun
B
zij, hen
C
zij, zij
D
zij, hun

Slide 17 - Quiz

In dat huis zouden we nog wel willen wonen, maar... hier vinden we afzichtelijk.
A
dat
B
wat
C
dit
D
die

Slide 18 - Quiz

Friesland heeft ... grote meren, Emmeloord ... Poldertoren en deze Noord-Hollands vesting heeft ... zeventiende-eeuwse verdedigingswerken om toeristen aan te trekken.
A
zijn, zijn, zijn
B
haar, haar, zijn
C
haar, hem, het
D
zijn, zijn, haar

Slide 19 - Quiz

Het oude handschrift... daar tentoongesteld is, beschrijft het verhaal van ridder Walewijn en het zwevende schaakbord.
A
dat
B
die
C
wat
D
wie

Slide 20 - Quiz

Elise heeft de jongen ... ze prachtige cd's cadeau kreeg, hartelijk bedankt.
A
waaraan
B
aan wie
C
van wie
D
wie

Slide 21 - Quiz

Heb je het gereedschap ... je het toilet gerepareerd hebt, bij de GAMMA gekocht of bij de Praxis?
A
waarmee
B
waar
C
waaraan
D
wat

Slide 22 - Quiz

Heeft de arts ... niet verteld dat ... in de tropen veel risico lopen op besmettelijke ziekten?
A
hen , ze
B
hun, hun
C
hen, hun
D
hun, ze

Slide 23 - Quiz

Als ze de kans kreeg, las Meline stiekem alle sms'jes ... haar vriend antwoord had gegeven.
A
waarop
B
waaraan
C
aan wie
D
waar

Slide 24 - Quiz