Conjunctuur
1 / 18
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Lien
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Hoe noem je de schommelingen van de bestedingen ten opzichten van de productiecapaciteit.?
A
De trend
B
De structuur
C
Recessie
D
Conjunctuur
Slide 8 - Quiz
De gemiddelde groei van de economie noem je:
A
De structuur
B
De trend
C
De conjunctuur
D
De recessie
Slide 9 - Quiz
Uit welke vier fases bestaat een conjunctuur?
Slide 10 - Question ouverte
Consumenten kopen minder goederen en diensten
A
De conjunctuur verbeterd zich
B
De conjunctuur verzwakt nog meer
Slide 11 - Quiz
Als Nederland een zwakke conjunctuur heeft spreken we van een
A
hoogconjunctuur
B
laagconjunctuur
Slide 12 - Quiz
Hoe zou je laag conjunctuur ook kunnen noemen?
A
Economische crisis
B
Recessie
C
Dipje
D
Dieptepunt
Slide 13 - Quiz
Hoe verzwakt een laag consumentenvertrouwen de conjunctuur?
A
Consumenten gaan veel besteden
B
Consumenten houden extra geld achter de hand
Slide 14 - Quiz
Als er veel vraag is naar arbeid en er maar heel weinig werkloosheid is, is er sprake van een...?
A
Crisis
B
Recessie
C
Expansie
D
Herstel
Slide 15 - Quiz
Zorgt een slechte conjunctuur voor tijdelijke of structurele werkeloosheid?
A
Tijdelijk
B
Structurele
