JCD 2 Marketing les 4

Marketing les 4
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
MarketingMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Marketing les 4

Slide 1 - Diapositive

5. casus
.Een groothandel in aardappelen geeft aan een marketingbureau de opdracht te onderzoeken hoeveel detaillisten er in Nederland zijn die Opperdoezer-aardappelen verkopen en hoe groot deze productgroep aardappelen is ten opzichte van de rest van hun assortiment.

Slide 2 - Diapositive

a. Zou je dit een verkennend, een beschrijvend of een verklarend marktonderzoek noemen? Leg uit waarom.

Slide 3 - Question ouverte

a. Zou je dit een verkennend, een beschrijvend of een verklarend marktonderzoek noemen? Leg uit waarom.
  • Dit is een beschrijvend marktonderzoek. 
  • Het onderzoeksbureau beschrijft een marktsegment en onderzoekt hoeveel detaillisten er aardappelen verkopen en hoeveel aardappelen ze verkopen.

Slide 4 - Diapositive

b. Zou jij het marktonderzoek een kwantitatief of een kwalitatief onderzoek noemen? Leg uit waarom

Slide 5 - Question ouverte

b. Zou jij het marktonderzoek een kwantitatief of een kwalitatief onderzoek noemen? Leg uit waarom

  • Het gaat hier om een kwantitatief onderzoek
  • Het gaat om aantallen detaillisten, omzetgegevens en kilo’s of tonnen aardappelen.

Slide 6 - Diapositive

c. Zou het marktonderzoeksbureau de gevraagde gegevens proberen te vinden via deskresearch of via fieldresearch? Verklaar je antwoord.

Slide 7 - Question ouverte

c. Zou het marktonderzoeksbureau de gevraagde gegevens proberen te vinden via deskresearch of via fieldresearch? Verklaar je antwoord.

Ze zullen gebruikmaken van deskresearch, omdat dit soort gegevens waarschijnlijk wel ergens, bijvoorbeeld via internet, bekend zijn.


Slide 8 - Diapositive

Huiswerk op Teams

Bekijk het filmpje en beantwoord de vragen in Teams

https://www.youtube.com/watch?v=wPNlpDqabW4

Slide 9 - Diapositive

Vraag 1 (filmpje)
Zou jij dit een kwantitatief of kwalitatief marktonderzoek noemen? Leg uit waarom.

Slide 10 - Question ouverte

1. Zou jij dit een kwantitatief of kwalitatief marktonderzoek noemen? Leg uit waarom. 
Het gaat om een smaaktest. 
Dit noem je kwalitatief marktonderzoek

Slide 11 - Diapositive

2. Zou jij dit een vorm van field- of van deskresearch noemen? Leg uit waarom.

Slide 12 - Question ouverte

2. Zou jij dit een vorm van field- of van deskresearch noemen? Leg uit waarom.
Het gaat om fieldresearch, omdat het onderzoek nieuwe gegevens verzamelt uit eerste hand: de consumenten die een winkelcentrum bezoeken.

Slide 13 - Diapositive

3. Zou jij de onderzochte bronnen 'intern' of 'extern' noemen? Leg uit waarom.

Slide 14 - Question ouverte

3. Zou jij de onderzochte bronnen 'intern' of 'extern' noemen? Leg uit waarom.
Het gaat om externe bronnen, omdat de deelnemers geen medewerkers van de jus d’orangefabriek zijn.

Slide 15 - Diapositive

4. Zou jij dit een ad-hoc- of een continu marktonderzoek noemen? Leg uit waarom.

Slide 16 - Question ouverte

4. Zou jij dit een ad-hoc- of een continu marktonderzoek noemen? Leg uit waarom.
Helemaal zeker is dit niet. Het hangt ervan af hoe vaak en met welke frequentie het onderzoek herhaald wordt. Waarschijnlijk betreft het een ad-hoconderzoek

Slide 17 - Diapositive

5. Welke P wordt in dit marktonderzoek onderzocht? Leg uit waarom

Slide 18 - Question ouverte

5. Welke P wordt in dit marktonderzoek onderzocht? Leg uit waarom
De onderzoekers onderzoeken de P van Product. Het gaat om een smaaktest.

Slide 19 - Diapositive

Wat is het verschil tussen Deskresearch en Fieldresearch?

Slide 20 - Question ouverte

Deskresearch =
Bestaande gegevens verzamelen en analyseren  -->  Datamining



Fieldresearch =
Gericht zoeken naar informatie in het “veld” (waar de onderzoeksgroep zich bevindt)

Onderzoeksinstrumenten:
  • Enquête
  • Interview
  • Groepsdiscussie
  • Observatie
  • Panel
  • Experiment

Slide 21 - Diapositive

De Enquête
=  een kwantitatief onderzoek waarbij je een groot aantal mensen ondervraagt. 

Respondent = Iemand die je ondervraagt (en die reageert), 

Slide 22 - Diapositive

De Enquête
Mogelijkheden om de enquête af te nemen:
  • online, 
  • schriftelijk, 
  • telefonisch
  • mondeling (face to face) 

Slide 23 - Diapositive

Onderzoeks-
instrumenten
Diepte interview = gesprek tussen respondent en een interviewer waarbij men diep ingaat op een onderwerp

Slide 24 - Diapositive

Mogelijkheden diepte interview
Gestructureerd persoonlijk interview --> vooraf opgestelde vragen in bepaalde volgorde


Half gestructureerde interview  -->  gebruikgemaakt van vooraf opgestelde vragen maar ook ruimte voor vrij gesprek


Ongestructureerd persoonlijk interview --> gesprekspunten als richtlijn voor enquêteur. Respondent zo vrij mogelijk antwoorden

Slide 25 - Diapositive

Enquête = vragenlijst
Het formuleren van goede vragen is een secuur karwei. 
Eisen aan goede vragen:

  • in de taal van de doelgroep
  • duidelijk en to the point
  • geef hoeveelheden, bedragen of maten (tijd, afstand) precies aan
  • vraag één ding tegelijk
  • vraag alleen naar dingen die de respondent weet en zich herinnert
  • makkelijk te beantwoorden.

Slide 26 - Diapositive

Vragen formuleren
Open vragen = vraag waarop de respondent allerlei antwoorden kan geven.  -->  Kwalitatief onderzoek


Gesloten vraag = vraag met vooraf gestructureerde antwoordcategorieën en heeft een afgebakend aantal antwoord mogelijkheden --> kwantitatief onderzoek

Slide 27 - Diapositive

Slecht geformuleerde vragen
Suggestieve vragen = een sturende vraag die een respondent een bepaalde kant op leidt

Dubbele vragen = vragen die op meerdere onderwerpen tegelijk ingaan

Negatieve vragen = vragen die een ontkenning bevatten


 

Slide 28 - Diapositive

Slecht geformuleerde vragen
Sociaal wenselijke antwoorden = mensen geven sociaal wenselijke antwoorden als ze een antwoord invullen dat aangeeft hoe het hoort ipv dat ze eerlijk invullen hoe de situatie is

Te moeilijke vragen = vragen waarin gebruik wordt gemaakt van vaktaal (jargon) en woorden of grammaticale constructies die de doelgroep slecht of slechts met veel moeite begrijpt

 



Slide 29 - Diapositive

Slecht geformuleerde vragen
Meerkeuze vragen (multiplechoice vragen)  = De respondent kiest voor één of meer opties binnen een aantal vooraf geformuleerde antwoorden


  •  Onjuiste antwoord categorieën
  • Onvoldoende antwoord categorieën





Slide 30 - Diapositive

Vragenlijst
Bij het samenstellen van een vragenlijst kies je welke soort vragen je wilt gebruiken. 

Er zijn twee hoofdcategorieën:

  • open vragen
  • gesloten vragen.

Slide 31 - Diapositive

1. Open vragen
= een vraag die begint met wie, wat, waar, waarom, waarmee, waarvoor, welke, hoe, hoe vaak, hoeveel 

Voorbeeld open vragen
  • Welke kleuren vindt u mooi?
  • Wat voor soort kleding draagt u het liefst?
  • Wanneer gebruikt u ons product?

Slide 32 - Diapositive

1. Open vragen
Op open vragen zijn allerlei antwoorden mogelijk. Daarom zijn ze minder geschikt voor een enquête. Je kunt dan geen antwoorden tellen.

Slide 33 - Diapositive

2. Gesloten vragen
= een vraag die een respondent slechts met een beperkt aantal vaststaande antwoorden kan beantwoorden

Slide 34 - Diapositive

soorten gesloten vragen
De ja/nee-vraag is een gesloten vraag met twee antwoordmogelijkheden ('ja' of 'nee').

Slide 35 - Diapositive

soorten gesloten vragen
De een-uit-meervraag/ meerkeuzevraag / multiplechoicevraag heeft meer dan twee antwoordmogelijkheden. Het is hierbij de bedoeling dat de respondent maar één antwoord aankruist.

Slide 36 - Diapositive

soorten gesloten vragen
Een meer-uit-meervraag   heeft meer dan twee antwoordmogelijkheden, maar nu zijn er ook meerdere antwoorden mogelijk.

Slide 37 - Diapositive

Antwoordschalen
de antwoorden bestaat uit een aantal categorieën die in een logische volgorde staan. Met antwoordschalen kun je de antwoorden uit een enquête meten.

Slide 38 - Diapositive

Huiswerk voor donderdag na vakantie
Maken Casus Culturele voorzieningen (Teams) --> lees goed het intro en geef bij elke vraag en antwoord mogelijkheid aan wat er niet goed/duidelijk is. (Er kunnen meerdere zaken per vraag fout zijn!!)

Slide 39 - Diapositive

Fijne vakantie!!

Slide 40 - Diapositive