Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Werkwoordsvormen
Slide 1 - Diapositive
Hoeveel werkwoordsvormen zijn er?
A
3
B
5
C
4
D
2
Slide 2 - Quiz
Welke werkwoordsvormen zijn er?
A
PV, INF, VDW
B
PV, ZNW, HWW
C
PV & INF
D
HWW, ZWW, KWW
Slide 3 - Quiz
Is de stelling juist over werkwoorden?
Een werkwoord heeft verschillende werkwoordsvormen.
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quiz
Hoeveel verschillende werkwoordsvormen heeft deze zin?
Voor het huwelijksfeest heeft margriet een cadeau gekocht.
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 5 - Quiz
Wat zijn de werkwoordsvormen?
A
persoonsvorm, infinitief en voltooid deelwoord
B
zww, hww en kww
C
tegenwoordige, verleden, voltooide tijd
Slide 6 - Quiz
Je weet nu welke werkwoordsvormen er zijn. Welke werkwoordsvormen zitten er in deze zin?
Ik ben elke dag naar het zwembad toe gefietst
A
pv - vdw
B
pv - heel ww
C
heel ww - vdw
D
pv - vdw - heel ww
Slide 7 - Quiz
Vul de juiste werkwoordsvormen in: In 's-Herthogenbosch ... het carnaval uitbundig ...
A
word geviert
B
word gevierd
C
wordt geviert
D
wordt gevierd
Slide 8 - Quiz
Wat zijn de werkwoordsvormen?
A
persoonsvorm, infinitief en voltooid deelwoord
B
zww, hww en kww
C
tegenwoordige, verleden en voltooide tijd
Slide 9 - Quiz
Kijk naar de werkwoordsvormen. Is 'bekendgemaakt' een persoonsvorm of een andere werkwoordsvorm?
Over een week wordt de uitslag van de toets bekendgemaakt.
A
persoonsvorm
B
heel werkwoord
C
voltooid deelwoord
Slide 10 - Quiz
7. Kijk naar de werkwoordsvormen. Is 'overtuigd' een persoonsvorm of een andere werkwoordsvorm? Zij heeft hem overtuigd van haar sterke argumenten.
A
persoonsvorm
B
heel werkwoord
C
voltooid deelwoord
Slide 11 - Quiz
Wat zijn de juiste werkwoordsvormen? Laatst <berichten> de krant dat deze zanger Justin nog altijd <verafgoden>.
A
berichtte, verafgodt
B
berichtte, verafgoodt
C
berichtte, verafgood
D
berichte, verafgood
Slide 12 - Quiz
Hoeveel verschillende werkwoordsvormen heeft deze zin?
Hijgend liep hij met zijn hondje naar de hondenuitlaatplaats en liet het hondje plassen.
A
1
B
3
C
2
D
4
Slide 13 - Quiz
Kijk naar de werkwoordsvormen. Is 'lijken' een persoonsvorm of een andere werkwoordsvorm?
Mijn ouders 'lijken' geïrriteerd te raken.
A
persoonsvorm
B
andere werkwoordsvorm
Slide 14 - Quiz
Bij welke werkwoordsvormen kun je het trucje met 't ex-kofschip gebruiken?
A
pvtt, vd
B
pvvt, vd
C
vd, od
D
od, gw
Slide 15 - Quiz
Waar zijn de werkwoordsvormen correct gespeld?
A
Biedt die meneer je excuses eens aan.
B
Bied die meneer je excuses eens aan.
Slide 16 - Quiz
Hoeveel verschillende werkwoordsvormen heeft deze zin?
Lachend vertelde de docent dat alle leerlingen een voldoende hadden gehaald.
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 17 - Quiz
Kijk naar de werkwoordsvormen. Is 'afspreken' een persoonsvorm of een andere werkwoordsvorm?
Wanneer zullen zij weer eens afspreken?
A
persoonsvorm
B
heel werkwoord
C
voltooid deelwoord
D
voltooid deelwoord
Slide 18 - Quiz
Wat zijn de juiste werkwoordsvormen? De <berechten> crimineel <achten> zijn straf te zwaar, maar volgens de rechtbank moest hij flink <boeten> voor zijn misdaden.
A
berechtte, achtte, boetten
B
berechten, achtte, boeten
C
berechte, achtte, boetten
D
berechte, achtte, boeten
Slide 19 - Quiz
Waar zijn de werkwoordsvormen correct gespeld?
A
De ingelote studenten konden met hun studie startten.
B
De ingelote studenten konden met hun studie starten.
C
De ingelootte studenten konden met hun studie startten.
D
De ingelootte studenten konden met hun studie starten.
Slide 20 - Quiz
Waar zijn de werkwoordsvormen correct gespeld?
A
Zij verspreidden gisteren het verspreide nieuws.
B
Zij verspreiden gisteren het verspreide nieuws.
C
Zij verspreidden gisteren het verspreidde nieuws.
D
Zij verspreiden gisteren het verspreidde nieuws.
Slide 21 - Quiz
Waar zijn de werkwoordsvormen correct gespeld?
A
De straten werden geveegd en geschrobd.
B
De straten werden geveegt en geschrobt.
C
De straten werden geveegt en geschrobd.
D
De straten werden geveegd en geschrobt.
Slide 22 - Quiz
Waar zijn de werkwoordsvormen correct gespeld?
A
Mopperent pakte hij zijn bezittingen uit de verwoestte boerderij.
B
Mopperent pakte hij zijn bezittingen uit de verwoeste boerderij.
C
Mopperend pakte hij zijn bezittingen uit de verwoeste boerderij.
D
Mopperend pakte hij zijn bezittingen uit de verwoestte boerderij.
Slide 23 - Quiz
Waar zijn de werkwoordsvormen correct gespeld?
A
De goed uitgeruste reddingsploeg zocht in de ingestortte huizen.
B
De goed uitgeruste reddingsploeg zocht in de ingestorte huizen.
C
De goed uitgerustte reddingsploeg zocht in de ingestortte huizen.
D
De goed uitgerustte reddingsploeg zocht in de ingestorte huizen.
Slide 24 - Quiz
Waar zijn de werkwoordsvormen correct gespeld?
A
Hij breakdancet de hele dag en zij gamt de hele dag.
B
Hij breakdanct de hele dag en zij gamt de hele dag.
C
Hij breakdanct de hele dag en zijn gamet de hele dag.
D
Hij breakdancet de hele dag en zij gamet de hele dag.
Slide 25 - Quiz
Vul onderstaande zinnen aan. Welke werkwoordsvormen zijn juist? In 'Hoe … je honderd?' lees je tips voor een lang en gezond leven. … dit bedrijf echt tienduizend kerstpakketten? In de zomervakantie … ik mijn opleiding tot zeilinstructeur af. Waarom … je zus haar baantje in de horeca niet leuk meer?
A
word, verstuurt, rond, vind
B
word, verstuurt, rond, vindt
C
wordt, verstuurt, rondt, vind
D
word, verstuurt, rondt, vindt
Slide 26 - Quiz
huiswerk voor do 21 jan
Spelling blok 3
Maken opdr. 1 en 2
Leren blz. 129
Leren blz. 129 meervoud van zelfstandige naamwoorden