Ma 12 dec Werkwoordsvormen pv inf en vdw

Werkwoordsvormen
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Werkwoordsvormen

Slide 1 - Diapositive

Werkwoordsvormen

Welke werkwoordsvormen ken je?


  1. persoonsvorm
  2. voltooid deelwoord
  3. Infinitief



Slide 2 - Diapositive

    Plaats de werkwoordsvorm in de goede kolom.
infinitief

voltooid deelwoord
glimmen

draaien
gedacht
vragen
gewezen
gefloten
worden
voorspeld
voorspelt
draait

Slide 3 - Question de remorquage

Zal zij de zak chips weggegooid hebben?

Sleep het werkwoord naar de goede werkwoordsvorm toe.
pv
voltooid deelwoord
infinitief
zal
weggegooid
hebben

Slide 4 - Question de remorquage

    Plaats de werkwoordsvorm in de goede kolom.
heel werkwoord
voltooid deelwoord
glimmen

draaien
gedacht
vragen
gewezen
gefloten
worden
voorspeld
voorspelt
draait

Slide 5 - Question de remorquage

3. Lees de zin hieronder. Zet de juiste werkwoordsvorm bij het bijbehorende werkwoord. 
Let op: er kunnen werkwoordsvormen overblijven. 
Waarom moet jij zo lachen?
persoonsvorm (pv)
voltooid deelwoord
(vd)
hele werkwoord
(hele ww)

Slide 6 - Question de remorquage

voltooid deelwoord
andere werkwoordsvorm
fietsen
gefietst
ontdekt
ontdekte
gelogen
loog
beloofd
belooft

Slide 7 - Question de remorquage

Grammatica
  • Persoonsvorm: getalproef, tijdproef en vraagproef
  • Persoonsvorm, hele werkwoord en voltooid deelwoord 
  • Zinsdelen: pv, wwgez, ow

Slide 8 - Diapositive

Wat is WAS voor werkwoordsvorm?
Zij was naar huis gegaan?
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
persoonsvorm verleden tijd
C
voltooid deelwoord
D
heel werkwoord

Slide 9 - Quiz

Is de werkwoordsvorm in de zin een persoonsvorm of een andere werkwoordsvorm?

Morgen KOM ik bij je logeren.
A
persoonsvorm
B
andere werkwoordsvorm

Slide 10 - Quiz

Wat zijn de werkwoordsvormen?
A
persoonsvorm, infinitief en voltooid deelwoord
B
zww, hww en kww
C
tegenwoordige, verleden en voltooide tijd

Slide 11 - Quiz

Wat is een werkwoordsvorm?
A
voltooid deelwoord
B
lidwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 12 - Quiz

Kijk naar de werkwoordsvormen. Is 'afspreken' een persoonsvorm of een andere werkwoordsvorm?

Wanneer zullen zij weer eens afspreken?

A
persoonsvorm
B
infinitief
C
voltooid deelwoord
D
voltooid deelwoord

Slide 13 - Quiz

Werkwoordsvorm = ?
Ik heb een schat GEVONDEN.
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
persoonsvorm verleden tijd
C
voltooid deelwoord

Slide 14 - Quiz

Hoeveel werkwoordsvormen zijn er?
A
3
B
5
C
4
D
2

Slide 15 - Quiz

Kijk naar de werkwoordsvormen. Is 'bekendgemaakt' een persoonsvorm of een andere werkwoordsvorm?

Over een week wordt de uitslag van de toets bekendgemaakt.

A
persoonsvorm
B
heel werkwoord
C
voltooid deelwoord

Slide 16 - Quiz

Welke werkwoordsvormen zijn er?
A
PV, INF, VDW
B
PV, ZNW, HWW
C
PV & INF
D
HWW, ZWW, KWW

Slide 17 - Quiz

Kijk naar de werkwoordsvormen. Is 'lijken' een persoonsvorm of een andere werkwoordsvorm?

Mijn ouders 'lijken' geïrriteerd te raken.

A
persoonsvorm
B
andere werkwoordsvorm

Slide 18 - Quiz

Werkwoordsvorm?
Zij zouden dat niet hebben GEDAAN.
A
pvvt
B
volt.dw
C
pvtt
D
onvolt. dw

Slide 19 - Quiz

Huiswerk voor di 13 dec
Maken opdr 11 en 12 blz. 119 en 120
Herkennen van 
Persoonsvorm
Infinitief
Voltooid deelwoord

Slide 20 - Diapositive