Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Lesson programme
Unit 3 lesson 3.2 Writing
lesson 3.2 Writing: B: Find out/ C: Vocabulary
D Grammar explanation & practise: past continuous/past simple + hulp werkwoorden
Finish this lesson individually: Homework will be--> maken lesson 3.2 D Grammar+ E Phrases + maken lesson 3.4 B+C
Slide 2 - Diapositive
What does an awkward date look like?
Slide 3 - Carte mentale
Slide 4 - Vidéo
Learnbeat 3.2
Log on to your learnbeat and open chapter 3.2 Writing
Start with to B: Finding out, READ the text about "Boy trouble" and answer the questions
When you're done continue with C vocabulary assignment 1+2
YOU'VE GOT 10 MINUTES TO FINISH THE ASSIGNMENTS ABOVE!
MAKE SURE YOU ANSWER EVERYTHING SERIOUSLY.
timer
10:00
Slide 5 - Diapositive
Grammar
In deze les leer je het verschil tussen de past simple en de past continuous. Daarnaast leer je ook hoe je ze moet gebruiken in een zin. Dit is herhaling van vorig jaar.
Slide 6 - Diapositive
When do you use the past simple?
A
Als een handeling of een gebeurtenis in het verleden is afgerond.
B
Voor een gewoonte in het verleden.
C
All of the above.
Slide 7 - Quiz
Past simple
ww + ED
Slide 8 - Diapositive
Question (?) vragend maken
Did +onderwerp + heel ww
Didyoudrive his car last night?
Didshewatch the news yesterday?
Negation (-) ontkenning
did + not + heel ww
You didn't (did not) drive his car last night.
She didn't watch the news yesterday.
Slide 9 - Diapositive
signaalwoorden
When
Ago
Last (year, week, month...)
In (2012, 1990, december...)
Before (yesterday, 12 o'clock...)
Yesterday
Slide 10 - Diapositive
wordwall.net
Slide 11 - Lien
When do you use the past continuous?
A
Iets was aan de gang op een bepaald moment in het verleden.
B
Iets was aan de gang in het verleden en werd onderbroken.
C
All of the above.
Slide 12 - Quiz
Je maakt de past continuous door was of were voor het werkwoord te zetten en –ing er achter
I was sleeping
You were living
He/she/it was swimming
We were going
You were doing
They were having
Slide 13 - Diapositive
signaalwoorden
while
when
at the same time
Slide 14 - Diapositive
past continuous and simple
als er een gebeurtenis in het verleden is begonnen, maar wordt onderbroken door een andere gebeurtenis.
I was dancing (past C: duurt langer), when my brother came(past S: korte gebeurtenis) home.
als er twee gebeurtenissen (door 2 verschillende personen) in het verleden op hetzelfde moment waren uitgevoerd.
I was reading, while my brother was studying.
Slide 15 - Diapositive
Op een tijdlijn.
Slide 16 - Diapositive
De lange actie - was having a shower
werd onderbroken door de korte actie - rangin de verleden tijd.
Past continuous = lange actie
(was/were + ww+ing)
Past simple = korte actie
(ww+-ed / onregelmatig ww)
Let's practice!
Slide 17 - Diapositive
When the postman ___ (arrive), my dad ___ (have) a shower.
A
arrived, had
B
arrived, was having
C
was arriving, was having
D
was arriving, had
Slide 18 - Quiz
lange actie (gele lijn op de tijdlijn): was having
korte actie (rode streep): arrived
Een douche nemen duurt langer dan ergens arriveren.
Slide 19 - Diapositive
I ___ (go) to the doctor 2 days ago, because I ___ (have) a terrible headache.
A
went, had
B
went, was having
C
was going, was having
D
was going, had
Slide 20 - Quiz
lange actie (gele lijn op de tijdlijn): was having
korte actie (rode streep): went
Toen je naar de dokter ging, had je nog steeds hoofdpijn.
Slide 21 - Diapositive
He ___ (miss) the train, because he ___ (talk) to his friends.
A
missed, talked
B
missed, was talking
C
was missing, was talking
D
was missing, talked
Slide 22 - Quiz
lange actie (gele lijn op de tijdlijn): was talking
korte actie (rode streep): missed
De trein missen is korte actie, terwijl praten met je vrienden de lange actie is. Want door het kletsen kom je er te laat achter dat de trein al weg is...
Slide 23 - Diapositive
The children ___ (plant) a tree when their mum ___ (call) them.
A
planted, called
B
planted, was calling
C
were planting, was calling
D
were planting, called
Slide 24 - Quiz
lange actie (gele lijn op de tijdlijn): were planting
korte actie (rode streep): called
De kinderen waren een tijdje bezig met het planten van de boom, toen hun moeder hun riep.
Slide 25 - Diapositive
joinmyquiz.com
Slide 26 - Lien
Slide 27 - Diapositive
Zou (niet) Moeten
Should + hele werkw. = zou eigenlijk moeten.
- I shoulddrink more water.
shouldn't +hele werkw. = zou eigenlijk niet moeten.
- You shouldn't spit it out.
Slide 28 - Diapositive
I _______ study harder for tests.
A
should
B
shouldn't
Slide 29 - Quiz
You_____ smoke in bed.
A
should
B
shouldn't
Slide 30 - Quiz
You____ go to the opera in London. It’s great.
A
should
B
shouldn't
Slide 31 - Quiz
You____ tell her about it. It’s too depressing.
A
should
B
shouldn't
Slide 32 - Quiz
You_____ cross the street at red traffic lights.
A
should
B
shouldn't
Slide 33 - Quiz
That’s a fantastic book. You_____read it.
A
should
B
shouldn't
Slide 34 - Quiz
Examenkracht
- klik op de link op de volgende dia.
Je gaat naar examenkracht en begint met oefenen met het examen van 2018-1 KB
Dit doe je tot het einde van de les. Het huiswerk kun je vinden op SOM voor de volgende les.
Slide 35 - Diapositive
mijn.vo-content.nl
Slide 36 - Lien
Learnbeat homework
homework for Monday 14/2 4th period
leren woordjes lesson 2 + past continuous/past simple