B3 Lezen Herhaling H4

Herhalingsles
Hoofdstuk 4 - Lezen + woorden + spelling
  • informatieve teksten
  • moeilijke woorden
  • bijvoeglijk naamwoord


Je weet wat je uit hoofdstuk 4 nog moet leren.
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Herhalingsles
Hoofdstuk 4 - Lezen + woorden + spelling
  • informatieve teksten
  • moeilijke woorden
  • bijvoeglijk naamwoord


Je weet wat je uit hoofdstuk 4 nog moet leren.

Slide 1 - Diapositive

timer
0:20

Slide 2 - Diapositive

informatieve teksten
artikelen in kranten of tijdschriften
brief van de bank met instructies voor 'het nieuwe betalen'
facebookbericht over een nieuwe functie op je mobiel
gebruiksaanwijzing voor een wasmachine
recept voor een appeltaart
Leerwerkboek Talent

Slide 3 - Diapositive

vier teksten die informatief bedoeld zijn

Slide 4 - Question ouverte

Wat is een informatieve tekst?
A
kookboek
B
anti-rook campagne
C
advertentie
D
recensie

Slide 5 - Quiz

Wat is geen informatieve tekst?
A
leerwerkboek Talent
B
inhoudsopgave in een boek
C
ingezonden brief
D
website van de huisartspraktijk

Slide 6 - Quiz

timer
0:20

Slide 7 - Diapositive

Welke twee functies kunnen informatieve teksten hebben?

Slide 8 - Question ouverte

timer
0:20

Slide 9 - Diapositive

welke drie grafieken ken je?

Slide 10 - Question ouverte

timer
0:20

Slide 11 - Diapositive

Wat is het doel van een grafiek of een tabel?

Slide 12 - Question ouverte

Noem vier signaalwoorden van tegenstelling.

Slide 13 - Question ouverte

Wat is een signaalwoord van conclusie?
A
want
B
kortom
C
daarom
D
maar

Slide 14 - Quiz

4.5 woorden
Je krijgt nu 5 minuten om de woorden op blz. 97 door te nemen
timer
5:00

Slide 15 - Diapositive

klein, weinig
A
aftroeven
B
alert
C
gering
D
geniaal

Slide 16 - Quiz

oplettend, klaar zijn om snel te reageren
A
aftroeven
B
alert
C
gering
D
geniaal

Slide 17 - Quiz

Het beter doen dan iemand anders
A
aftroeven
B
alert
C
gering
D
geniaal

Slide 18 - Quiz

iets goed maken, weer in balans brengen
A
ondervinden
B
te mooi om waar te zijn
C
compenseren
D
virtueel

Slide 19 - Quiz

Ik heb een .... trui aan
A
wolle
B
wollen
C
wolen

Slide 20 - Quiz

Ik wil het .... eten niet opeten.
A
aangebrande
B
aangebrandde
C
aangebranden
D
aangebrandden

Slide 21 - Quiz

Ik had hem niet ....(herkennen. vd)
A
herkend
B
herkent

Slide 22 - Quiz